ECLI:NL:RBDHA:2021:16611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
NL21.8564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling zonder paspoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die zonder paspoort van Servië in Nederland verbleef, had beroep ingesteld tegen het besluit van 6 mei 2021, waarin hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. Tijdens de zitting was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. H. Loth, was wel aanwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan na de zitting.

De rechtbank overwoog dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat het bestreden besluit niet deugde. Eiser had aangevoerd dat hij geen paspoort kon verkrijgen van de Servische autoriteiten en dat hij Nederland niet kon verlaten. De rechtbank stelde vast dat eiser ten tijde van het besluit niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat verweerder voldoende onderzoek had gedaan naar de persoonlijke omstandigheden van eiser. Eiser had geen concrete feiten of omstandigheden aangedragen die zijn stellingen onderbouwden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 september 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8564
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H. Loth),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt - onder verwijzing naar het arrest Boudjlida1 - dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Eiser heeft immers geen paspoort van Servië en kan ook geen documenten verkrijgen van de Servische autoriteiten. Hij kan Nederland dan ook niet verlaten. Verweerder heeft dit ten onrechte niet onderzocht.
1. Arrest van het Hof van Justitie van 11 december 2014 (ECLI:EU:C:2014:2431)
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser ten tijde van het opleggen van het bestreden besluit, niet rechtmatig in Nederland verbleef. Ook stelt de rechtbank vast dat uit het proces-verbaal van gehoor van 6 mei 2021 blijkt dat verweerder eiser heeft gevraagd naar zijn huidige situatie en of hij vreest voor een onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Servië. Eiser heeft onder meer geantwoord dat hij niets heeft gedaan, geen geld heeft, in Servië niemand kent, bang is dat ze hem in een cel zullen stoppen, dat hij alleen de Joegoslavische regering van vroeger kent en graag in Nederland wil blijven. Eiser heeft zijn stellingen niet onderbouwd en verder geen bijzonderheden aangevoerd.
Verweerder heeft dan ook voldaan aan zijn onderzoeksplicht en eiser voldoende gelegenheid geboden om zijn persoonlijke omstandigheden naar voren te brengen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2021 door
mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
23 september 2021

Documentcode: [Documentnummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.