ECLI:NL:RBDHA:2021:16609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
AWB 21/796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021, gaat het om een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. van Haren, had op 8 februari 2021 beroep aangetekend tegen het uitblijven van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 9 maart 2021 heeft de verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag van de verblijfsvergunning, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft gevraagd.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en heeft aangegeven bereid te zijn om een bedrag van € 374,- te vergoeden, met de opmerking dat een wegingsfactor “licht” van toepassing is.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 374,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/796

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , met v-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. F.L.M. van Haren),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 8 juli 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoeker is op 8 februari 2021 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 9 maart 2021 alsnog een besluit genomen op de aanvraag van de verblijfsvergunning. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen. Verweerder geeft aan bereid te zijn de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig te vergoeden tot een bedrag van € 374,-. Verweerder is van mening dat een wegingsfactor “licht” van toepassing is.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk en stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.