ECLI:NL:RBDHA:2021:16603
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing inreisverbod en verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, waartegen zij beroep had ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 19 januari 2021 op de hoogte was gesteld van het voornemen tot het opleggen van het inreisverbod, maar zij heeft dit betwist. De rechtbank oordeelde dat de verzending van het voornemen aannemelijk was gemaakt door verweerder, en dat eiseres geen feiten had aangedragen die de ontvangst van het voornemen konden betwijfelen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres geen verblijfsstatus had ten tijde van het bestreden besluit en dat het terugkeerbesluit van 27 februari 2020 nog steeds van kracht was. Eiseres had geen gehoor gegeven aan dit besluit en had ook geen rechtsmiddelen aangewend. De rechtbank concludeerde dat het inreisverbod rechtmatig was opgelegd en dat er geen beletsel was om dit te handhaven.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.