ECLI:NL:RBDHA:2021:16585
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die onder een V-nummer valt, had eerder een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn bezwaarschrift niet ontvankelijk werd verklaard. Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 5 oktober 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Tadema, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.R.J. Maas.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.13922) die verband houdt met het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, met mr. M.A.W.M. Engels als griffier.