ECLI:NL:RBDHA:2021:16582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
NL21.3516
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die Guinese nationaliteit claimt. Eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 5 februari 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen reden is om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het voeren van vertrekgesprekken en het indienen van een aanvraag voor een laissez passer bij de Guineese autoriteiten. De rechtbank concludeert dat eiser niet actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting, wat zijn beroepsgronden ondermijnt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3516
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Akkas), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 februari 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Guinese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1997] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 17 februari 2021 (in de zaak NL21.1835) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Uit de wet en jurisprudentie volgt dat bewaring dient ter fine van uitzetting. Verweerder zal thans concreet moeten aangeven binnen welk termijn eiser uitgezet kan worden. Temeer nu eiser heeft toegezegd alle medewerking te verlenen bij zijn uitzetting. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder slechts eenmaal, namelijk op 10 februari 2021, een vertrekgesprek heeft gevoerd met eiser. Sindsdien heeft verweerder geen vertrekgesprek meer gehad met eiser. Dit getuigt niet van voortvarend handelen. Voorts heeft verweerder de op 10 februari 2021 ontvangen aanvraag voor een laissez passer (lp) pas een week later, namelijk op 17 februari 2021 doorgezonden naar de diplomatieke vertegenwoordiging. Een reden hiervoor is niet gegeven. Tot op heden heeft verweerder ook niet gerappelleerd bij de diplomatieke vertegenwoordiging over de lp-aanvraag. Ook dit getuigt niet van voortvarend handelen.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de maatregel van de bewaring rechtmatig voortduurt. Verweerder heeft na oplegging van de maatregel twee vertrekgesprekken met eiser gehouden, namelijk op 10 februari 2021 en 12 maart 2021. Omdat eiser niet in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding, is voorts een aanvraag voor een lp voorbereid en op 17 februari 2021 ingediend bij de Guineese autoriteiten. Hierop is nog geen reactie ontvangen. Op 10 maart 2021 is schriftelijk gerappelleerd. Verweerder wijst er verder op dat eiser verplicht is volledig en actief medewerking te verlenen aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en aan zijn vertrek. Tot op heden is niet gebleken van voldoende invulling van deze medewerkingsplicht door eiser. Ten aanzien van het feit dat de lp-aanvraag pas op 17 februari 2021 is ingediend bij de Guineese autoriteiten, is in de voortgangsrapportage reeds aangegeven dat de verzending op deze datum gerelateerd is aan de coronamaatregelen. De indiening van lp-aanvragen vindt hierdoor nog slechts eenmaal per week, op woensdag, plaats.
6. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. Uit de beschikbare stukken blijkt dat het onderzoek omtrent de lp-aanvraag van eiser nog loopt. De rechtbank overweegt dat verweerder afhankelijk is van de Guineese autoriteiten. Verweerder heeft daarnaast op 10 februari 2021 en op 12 maart 2021 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. De rechtbank volgt eiser dan ook niet dat verweerder niet voortvarend handelt. De rechtbank overweegt voorts dat het primair aan eiser is om zijn identiteits- en nationaliteitspapieren te verkrijgen en dat op eiser de rechtsplicht rust om Nederland te verlaten. Niet is gebleken dat eiser actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op
22 maart 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.