Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]
[A],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.A. Limonard, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts, op 15 september 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 is verzoekster, ondanks een bericht van afwezigheid, niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft deze afgewezen. De rechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL21.14674) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 12 oktober 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.