ECLI:NL:RBDHA:2021:16558
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J. de Vries, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.R.J. Maas, niet in behandeling werd genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 september 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, S. Diaby. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL21.14651) behandeld.
In de uitspraak van vandaag is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.