ECLI:NL:RBDHA:2021:16556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
20/7247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2021, hebben verzoekers, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, een verzoek ingediend om vergoeding van hun proceskosten. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak waarbij verzoekers op 29 juli 2021 een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben verkregen, geldig van 12 juli 2021 tot 12 juli 2026. Na het verkrijgen van deze vergunning hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en gevraagd om proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verweerder, de staatssecretaris, op 4 augustus 2021 heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar heeft aangegeven geen bedrag te willen betalen. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, omdat de intrekking van het beroep en de daaropvolgende beslissing van de staatssecretaris niet als tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a van de Awb kan worden beschouwd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat er sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, zoals een medisch advies dat een niertransplantatie in de toekomst noodzakelijk zou maken. Dit advies leidde tot een herziening van het eerdere besluit, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, met de conclusie dat de intrekking van het beroep en de herziening van het besluit geen grond vormen voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7247

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B. Wegelin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Ilic).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft op 4 augustus 2021 gereageerd op dit verzoek.
Verzoekers hebben op 20 september 2021 een reactie ingediend.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 25 september 2020 besluiten genomen. Verzoekers zijn hiertegen in beroep gegaan. Bij besluit van 29 juli 2021 zijn verzoekers in het bezit gesteld van een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, geldig van 12 juli 2021 tot 12 juli 2026. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor hun proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers en aangegeven dat hij geen bedrag aan proceskosten aan verzoekers wil betalen.
4. De rechtbank overweegt dat tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb zich slechts voordoet indien het bestuursorgaan een binnen de grenzen van het geding in het
bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het
beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de
onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Intrekking of wijziging van het
besluit wegens nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel nadien verkregen,
buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie houdt geen
tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
5. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding. In beroep is gebleken is dat verzoeker in februari 2021 onwel is geworden en dat hij met spoed in het ziekenhuis is opgenomen en dat hij is geopereerd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een nieuw BMA-advies opgevraagd. Op 12 juli 2021 heeft BMA een advies uitgebracht. BMA heeft hierbij het patiëntendossier van 11 maart 2021 betrokken. In het BMA-advies staat dat een niertransplantatie in de toekomst noodzakelijk is en dat niet duidelijk is op welke termijn dit noodzakelijk is, dit kan op korte of lange termijn noodzakelijk zijn. In het vorige BMA-advies stond dat middels nierdialyse een medische noodsituatie op korte termijn kon worden voorkomen. Er is daarom sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Naar aanleiding van het nieuwe BMA-advies is het inwilligende besluit genomen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
6. De rechtbank wijst het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 4 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.