ECLI:NL:RBDHA:2021:16541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
NL21.11078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit dat aan eiseres, een Nieuw-Zeelandse, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 27 juni 2021, waarin haar een terugkeerbesluit werd opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting waarbij eiseres aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat het besluit van 27 juni 2021 geen nieuw besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het geen nieuwe rechtsgevolgen creëert ten opzichte van een eerder besluit van 24 maart 2011, dat ook al een terugkeerbesluit inhield. Eiseres had geen gevolg gegeven aan haar vertrekplicht die voortvloeide uit dat eerdere besluit. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is voor eiseres, aangezien er slechts één terugkeerbesluit is opgelegd en er geen rechtsmiddel openstond tegen het besluit van 27 juni 2021. De overige geschilpunten behoeven geen verdere bespreking en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er is een mogelijkheid voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11078
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1970, van Nieuw-Zeelandse nationaliteit,

eiseres
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins ).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2021 heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Bij besluit van 24 maart 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot wijziging van een reguliere verblijfsvergunning afgewezen. Dit besluit is tevens een terugkeerbesluit, waarbij aan eiseres een vertrektermijn van 28 dagen is gegeven. Het dossier en het verhandelde ter zitting bieden geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat dit terugkeerbesluit nadien zijn werking heeft verloren. Eiseres heeft namelijk geen gevolg gegeven aan haar vertrekplicht.
2. Het besluit van 27 juni 2021 bevat eveneens een vertrektermijn van 28 dagen. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat dit besluit geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het besluit roept immers geen nieuwe of andere rechtsgevolgen in het leven, dan die al waren ontstaan door het besluit van
24 maart 2011.
3. Het besluit van 27 juni 2021 is geen rechtens relevante handeling die gelijk te stellen is met een beschikking1. Het is niet meer dan een feitelijke mededeling, die niet op enig rechtsgevolg is gericht en ook overigens voor eiseres geen rechtens relevante betekenis heeft. Ditzelfde geldt voor het besluit van 22 mei 2013, verzonden op 24 september 2013, voor zover dit betrof de aanzegging aan eiseres om Nederland binnen 28 dagen te verlaten.
4. Eiseres stelt dat zij een procesbelang heeft bij het onderhavige beroep. Zij voert aan dat, indien haar meer dan één terugkeerbesluit is opgelegd, verweerder haar een inreisverbod van vijf jaar kan opleggen2. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, vloeit voort dat verweerder tot op heden aan eiseres slechts één terugkeerbesluit heeft opgelegd. Dit betreft dus het terugkeerbesluit van 24 maart 2011. Er is dus geen sprake van een situatie waarin aan eiseres meer dan één terugkeerbesluit is opgelegd. Dat zo’n situatie zich eventueel in de toekomst alsnog kan voordoen, is geen omstandigheid die maakt dat eiseres nu procesbelang heeft bij haar beroep tegen het besluit van 27 juni 2021.
5. Tegen het besluit van 27 juni 2021 stond dus geen rechtsmiddel open. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2021 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
1. Als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 Op grond van artikel 6.5a, vierde lid onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
27 september 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.