ECLI:NL:RBDHA:2021:16540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
NL21.5500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake asielaanvraag en geloofwaardigheid van bekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die zich beroept op zijn bekering tot het christendom. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.A.H. Schoofs, heeft samen met zijn minderjarige kinderen een aanvraag ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel. De rechtbank heeft eerder op 6 september 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin verweerder de gelegenheid kreeg om een motivering te geven voor het bestreden besluit, waarin werd gesteld dat eiser niet over voldoende relevante kennis van het christendom beschikte. Verweerder heeft hierop op 7 september 2021 een aanvullende motivering ingediend, waarop eiser niet heeft gereageerd.

De rechtbank heeft in de einduitspraak geoordeeld dat verweerder in zijn aanvullende motivering voldoende heeft aangetoond dat de kennis van eiser over zijn nieuwe geloof de ongeloofwaardigheid van andere elementen van zijn asielaanvraag niet kan compenseren. Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat het aanvankelijke gebrek in de motivering van verweerder leidt tot gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank heeft het besluit van 16 maart 2021 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5500
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] ,eiser, V-nummer: [V-nummer 1] , mede namens zijn minderjarige kinderen:
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer 2] , en
[eiser 2], V-nummer: [V-nummer 3] , (gemachtigde: mr. J.A.H. Schoofs),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij de tussenuitspraak van 6 september 2021 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen vier dan wel acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 7 september 2021 een aanvullende motivering ingediend.
Bij bericht van 13 september 2021 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op de aanvullende motivering. Eiser heeft geen reactie ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek heden gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij zij hierna uitdrukkelijk anders overweegt.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet beschikt over voldoende relevante kennis van het christendom (element 2). Hierdoor heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd waarom element 2 geen compensatie kan vormen voor de
verklaringen over de motieven en het proces van de bekering (element 1) en over de activiteiten en effect van de bekering (element 3).
3. Verweerder heeft als aanvullende motivering het volgende aangevoerd:
“Blijkens de tussenuitspraak volgt de rechtbank verweerder in het oordeel dat eiser ten aanzien van de elementen 1 en 3 onvoldoende overtuigend heeft verklaard. Ook als wordt aangenomen dat eiser voldoende kennis over het christelijke geloof heeft, kan dat niet compenseren dat hij ten aanzien van beide andere elementen onvoldoende overtuigend heeft verklaard en maken dat de bekering alsnog geloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft verder ook geen plausibele verklaring gegeven waarom hij niet overtuigend over beide andere elementen heeft verklaard. Uit het besluit blijkt dat eiser naar het oordeel van verweerder geen authentiek relaas naar voren heeft gebracht. Verweerder verwijst in dat verband naar de tegengeworpen inconsistente verklaringen en het gestelde over wel evangeliseren in Iran en niet in Nederland (voornemen en besluit blz 5).”
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus alsnog afdoende gemotiveerd dat, wat van de kennis van eiser van zijn nieuwe geloof ook zij, deze kennis de ongeloofwaardigheid van de elementen 1 en 3 niet kan compenseren. Verweerder heeft het motiveringsgebrek dus hersteld.
5. Het aanvankelijke gebrek leidt er evenwel toe dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het besluit van 16 maart 2021. Door het herstel van het gebrek laat de rechtbank de rechtsgevolgen van dit te vernietigen besluit in stand.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 16 maart 2021;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift
indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.