ECLI:NL:RBDHA:2021:16539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
NL21.3873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om verblijfsvergunning op basis van mensenhandel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag van een Liberiaanse vrouw. Eiseres, geboren in 2000, diende op 4 november 2020 een asielaanvraag in en deed op 22 december 2020 aangifte van mensenhandel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aangifte ambtshalve aangemerkt als een aanvraag voor een verblijfsvergunning op tijdelijke humanitaire gronden. Op 4 januari 2021 werd de aanvraag afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Op 3 maart 2021 werd een voornemen uitgebracht dat de asielaanvraag niet in behandeling zou worden genomen, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Het bezwaar tegen de afwijzing werd op 12 maart 2021 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 27 september 2021 was eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank overwoog dat eiseres recht had op vrijstelling van het griffierecht, omdat zij aan de voorwaarden voldeed. Het Openbaar Ministerie had eerder aangegeven dat de aanwezigheid van eiseres niet noodzakelijk was voor opsporing, wat de afwijzing van de aanvraag door verweerder ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres, die onder andere berustten op de interpretatie van artikel 8 van de Richtlijn 2004/81/EG, niet juist waren. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor een verblijfsvergunning en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3873
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding en procesverloop

Eiseres is van Liberiaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 2000. Zij heeft op 4 november 2020 een asielaanvraag ingediend.
Tevens heeft eiseres op 22 december 2020 aangifte gedaan van mensenhandel. Verweerder merkt dit ambtshalve aan als een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘tijdelijke humanitaire gronden’.
Bij besluit van 4 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de laatstgenoemde aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Verweerder heeft op 3 maart 2021 een voornemen uitgebracht op de asielaanvraag. Dit voornemen houdt in dat verweerder de asielaanvraag niet in behandeling neemt, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van die asielaanvraag.
Bij besluit van 12 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft bij brief van 30 december 2020 meegedeeld dat de aanwezigheid van eiseres niet nodig is voor opsporing, omdat de door haar afgelegde verklaring bij de politie niet tot een strafrechtelijk onderzoek in Nederland kan leiden. Er zijn te weinig aanknopingspunten om nader onderzoek te doen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden neergelegd in artikel
3.48
van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3. Veel van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd, gaan uit van de veronderstelling dat artikel 8 van de Richtlijn 2004/81/EG1 verplicht tot het verlenen van een verblijfsvergunning zodra iemand aangifte doet van mensenhandel. Dit is een onjuiste interpretatie van deze bepaling. Artikel 8 van de Richtlijn verplicht op zich niet tot het verlenen van een vergunning door het enkel doen van een aangifte, maar geeft slechts criteria die verweerder dient te beoordelen in het geval iemand aangifte van mensenhandel doet. Pas wanneer verweerder van oordeel is dat iemand aan die cumulatieve criteria voldoet, dan leidt het tot inwilliging van de aanvraag. Overigens is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiseres niet aan deze criteria voldoet.
4. De beroepsgronden over de implementatie van artikel 6 van de Richtlijn (de bedenktijd) behoeven naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking, omdat die niet kunnen raken aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De bedenktijd is op eiseres namelijk niet van toepassing. Verweerder heeft eiseres geen bedenktijd gegeven, omdat zij vanwege haar asielaanvraag al op een andere grondslag rechtmatig verblijf had in Nederland. Er is niet gebleken dat eiseres hierdoor benadeeld is. Zij beschikte over dezelfde voorzieningen als waar een vreemdeling die wel een bedenktijd heeft gekregen recht op heeft. In de periode voorafgaand aan haar aangifte werd zij ook niet met uitzetting bedreigd. Eiseres heeft verder in algemene termen een beroep op het arrest Rantsev2 gedaan. Eiseres heeft niet toegelicht op welke wijze verweerder ten opzichte van haar heeft gehandeld in strijd met de strekking van dit arrest.
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat in vergelijkbare zaken wel een verblijfsvergunning zou zijn verleend. Dit standpunt is namelijk geheel niet onderbouwd.
6. Gelet op de afwijzingsgrond, dat de aanwezigheid van eiseres voor een strafrechtelijk onderzoek in Nederland niet noodzakelijk is, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Verweerder hoefde eiseres
1. Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004, betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.
2 Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 7 januari 2010
(ECLI:CE:ECHR:2010:0107JUD002596504)
daarom niet te horen op haar bezwaar. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de
dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.