ECLI:NL:RBDHA:2021:16532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
NL21.6391 en NL21.6392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse christenen op basis van ongeloofwaardige verklaringen over blasfemie en fatwa

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2021 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van een Pakistaanse christelijke familie, bestaande uit een echtpaar en hun drie minderjarige kinderen. De aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werden door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de gestelde vrees voor vervolging op basis van blasfemie en een mondelinge fatwa ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de beroepen op 13 augustus 2021 behandeld, waarbij de eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eisers geloofwaardig zijn, maar dat de specifieke problemen met de Choudri, een rijke klant van eiseres, niet aannemelijk zijn gemaakt. Eiseres had verklaard dat zij door de Choudri was beschuldigd van diefstal en blasfemie, maar de rechtbank oordeelde dat haar verklaringen inconsistent en tegenstrijdig waren. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet voldoende geindividualiseerde indicaties hadden aangedragen om hun vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.6391 en NL21.6392

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres en [eiser] , eiser, en hun drie minderjarige kinderen [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] ,tezamen te noemen eisers
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] , [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. M.C.A. Nijenhuis-Schoutsen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Procesverloop

Bij besluiten van 16 april 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 augustus 2021 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer M. Amer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [1981] , heeft de Pakistaanse nationaliteit en is christen. Eiser is geboren op [1969] , heeft de Pakistaanse nationaliteit en is christen. Eisers hebben op 9 augustus 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Christelijke geloofsovertuiging; en
Problemen met de Choudri.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verder acht verweerder geloofwaardig dat eiseres christen is. Verweerder acht de gestelde problemen die eiseres heeft met de Choudri ongeloofwaardig.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Christelijke geloofsovertuiging;
Persoonlijke problemen in verband met het christendom; en
Problemen van echtgenote.
5. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verder acht verweerder geloofwaardig dat eiser christen is en dat hij persoonlijke problemen in verband met het christendom heeft gehad. Verweerder acht de gestelde problemen van zijn echtgenote ongeloofwaardig.
6. De rechtbank stelt vast dat de asielmotieven van eiser in essentie afhankelijk zijn van het relaas van zijn echtgenote, eiseres.
7. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar asielaanvraag aangevoerd dat zij tijdens haar werk als schoonheidsspecialiste is aangevallen door ‘de Choudri’, een rijke klant die een schoonheidsbehandeling bij haar had geboekt. De Choudri zou haar hebben beschuldigd van diefstal en blasfemie en zou een mondelinge fatwa over haar hebben uitgesproken die door meerdere moskeeën is overgenomen.
Standpunt eiseres
8. Eiseres stelt dat haar problemen met de Choudri geloofwaardig zijn. Het incident met de Choudri is traumatisch geweest en eiseres kan niet meer verklaren over de Choudri dan dat zij heeft gedaan. Eiseres stelt dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de Choudri omdat ze verdere escalatie wilde voorkomen. Verder stelt eiseres dat het aannemelijk is dat zij is aangeklaagd voor blasfemie, omdat de Choudri wilde dat ze een lange gevangenisstraf zou krijgen. Ook stelt eiseres dat zij de vernieling van haar woonhuis minder belangrijk vond dan de mishandeling van haar familieleden waardoor ze hierover niet direct heeft verklaard. Tot slot stelt eiseres dat het begrijpelijk is dat de verklaring van haar echtgenoot niet overeenkomt met haar eigen verklaring over de fatwa omdat zij dit onderwerp nauwelijks hebben besproken. Eiseres wil niet herinnerd worden aan het incident en haar echtgenoot respecteert dit. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar verklaringen naar het ambtsbericht over de positie van christenen in Pakistan1.
Standpunt verweerder
9. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat hij het asielrelaas van eiseres over de gestelde problemen met de Choudri ongeloofwaardig heeft geacht en daarmee het niet aannemelijk vindt dat de fatwa daadwerkelijk is uitgesproken. Verweerder heeft zich, onder andere, op dit standpunt gesteld omdat eiseres weinig heeft verklaard over de Choudri, zij tegenstrijdig heeft verklaard over de gebeurtenissen direct nadat het incident met de Choudri heeft plaatsgevonden en zij erg laat en tegenstrijdig heeft verklaard over de vernielingen van de meubels.
Oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank betrekt bij haar beoordeling het volgende. Volgens de werkinstructie 2014/10 moet eerst worden beoordeeld of de relevante elementen voldoende zijn
1. Thematisch ambtsbericht over de positie van ahmadi’s en christenen in Pakistan 2017-2020, december 2020.
onderbouwd met objectieve bewijsstukken, zoals documenten die authentiek zijn en bevestigen wat de vreemdeling heeft verklaard en/of objectieve, openbare bronnen die de verklaringen van de vreemdeling bevestigen. Als de vreemdeling een relevant element niet of onvoldoende kan onderbouwen met documenten of ander objectief bewijsmateriaal, zal aan de hand van de geloofwaardigheidsindicatoren moeten worden getracht tot het oordeel geloofwaardig of ongeloofwaardig te komen. Deze geloofwaardigheidsindicatoren zijn verdeeld in interne en externe geloofwaardigheidsindicatoren. Interne geloofwaardigheid gaat om alles wat de vreemdeling zelf heeft aangedragen. Bij externe geloofwaardigheid gaat het om alles wat te toetsen is aan de hand van andere bronnen dan de vreemdeling zelf.
Problemen met de Choudri
11. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat de door eiseres gestelde problemen met de Choudri ongeloofwaardig zijn. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom.
12. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat zij slechts summier over de Choudri kan verklaren, terwijl zij stelt dat zij voor deze man met haar gezin Pakistan is ontvlucht. Zo weet eiseres niet hoe de Choudri heet. Ook kan eiseres niet vertellen waar de Choudri precies woont of wat zijn positie is in Pakistan. Eiseres is in het nader gehoor de open vraag gesteld wat zij nog meer kan vertellen over de Choudri. Eiseres heeft geantwoord dat zij niets over hem weet. Eiseres stelt dat zij geen onderzoek heeft gedaan naar de Choudri omdat ze verdere escalatie wilde voorkomen. Juist omdat eiseres vanwege de Choudri Pakistan is ontvlucht, heeft verweerder deze verklaring van eiseres niet hoeven volgen. Eiseres stelt verder dat het incident met de Choudri voor haar traumatisch is geweest. Desondanks mocht verweerder van eiseres verwachten dat zij meer informatie had kunnen geven over de man voor wie zij eerst haar huis en later Pakistan is ontvlucht.
13. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres inconsistent en tegenstrijdig heeft verklaard over het incident met de Choudri. In het nader gehoor verklaart eiseres op bladzijdes vijf, acht en negen dat één bediende haar heeft geslagen en dat de buren haar niet hebben geslagen. In het aanvullend gehoor verklaart eiseres op bladzijde elf echter dat meerdere bedienden én buren van de Choudri haar hebben geslagen. Verweerder heeft eiseres deze tegenstrijdigheid mogen tegenwerpen. Verder heeft verweerder eiseres mogen tegenwerpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de beschuldiging van blasfemie. In het nader gehoor op bladzijde tien verklaart eiseres namelijk dat de Choudri haar op het politiebureau van diefstal had beschuldigd en dat zij vermoedt dat hij haar van blasfemie zou beschuldigen, omdat hij tegen de politie zei dat eiseres een lange gevangenisstraf moest krijgen. In het nader gehoor op bladzijde elf heeft eiseres ook verklaard dat de Choudri haar kan beschuldigen van blasfemie en dat ze na haar vrijlating/ontsnapping daarom direct haar woonplaats heeft verlaten. In het aanvullend gehoor op bladzijde twaalf verklaart eiseres echter dat de Choudri haar op het politiebureau niet van diefstal, maar van blasfemie heeft beschuldigd. Eiseres is in het aanvullend gehoor met de tegenstrijdigheid geconfronteerd en heeft hierop geantwoord: ‘Het zou kunnen dat hij dat gezegd heeft’. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het asielrelaas van eiseres in zoverre ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
14. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar verklaringen over het doen van valse aangiften en getuigenissen nog verwezen naar het Thematisch ambtsbericht over de positie van Ahmadi’s en christenen in Pakistan. Hieruit blijkt onder andere dat de meerderheid van de blasfemiebeschuldigingen vals is en voortvloeit uit bijvoorbeeld persoonlijke geschillen.
Verweerder stelt zich echter terecht op het standpunt dat deze algemene informatie de conclusie over de ongeloofwaardigheid niet verandert omdat eiseres in de eerste plaats niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze situatie geschetst in dit ambtsbericht haar persoonlijk is overkomen.
15. Verder begrijpt de rechtbank dat eiseres stelt dat de vernieling van het woonhuis minder belangrijk voor haar is dan de mishandeling van haar familieleden door de Choudri2. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat van een vreemdeling mag worden verwacht dat zij zo volledig mogelijk verklaart over haar asielmotieven. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat zij inconsistent en summier heeft verklaard over deze gebeurtenissen op het woonadres. Eiseres verklaart namelijk in het nader gehoor op
bladzijde twaalf dat de Choudri vanaf de straat heeft geschreeuwd tegen haar familie. In het aanvullend gehoor op bladzijde vier verklaart eiseres echter dat de Choudri de woning is binnengegaan en meubels heeft vernield. Het is niet duidelijk geworden waarom eiseres hierover niet eerder heeft verklaard.
Fatwa
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onterechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat er daadwerkelijk een mondelinge fatwa tegen eiseres is uitgesproken. Verweerder heeft gezien het vorenstaande namelijk niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de aanleiding van de gestelde uitgesproken fatwa ongeloofwaardig geacht. Daarbij komt dat verweerder eiseres heeft mogen tegenwerpen dat zij onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over de fatwa. Voor zover er moet worden aangenomen dat eiseres en eiser niet met elkaar over het incident hebben gesproken en dat daarom hun verklaringen verschillen, neemt dit niet weg dat eiseres zelf niet inzichtelijk heeft gemaakt of de fatwa daadwerkelijk is uitgesproken.
Vluchtelingschap
17. Eisers zijn christenen en stellen te vrezen voor de aangifte van blasfemie die de Choudri heeft ingediend en voor andere moslims die op de hoogte zijn van de fatwa.
18. De rechtbank overweegt dat eisers als christenen volgens het landgebonden beleid voor Pakistan tot een risicogroep behoort3. Eisers hoeven daarom slechts met
individualiseerbare geringe indicaties aannemelijk te maken dat zij een gegronde vrees hebben voor vervolging4. Eiseres heeft haar gestelde vrees vanwege problemen met de Choudri en de gestelde uitgesproken fatwa gezien het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers geen geïndividualiseerde geringe indicaties naar voren hebben gebracht die hun gestelde vrees voor vervolging aannemelijk maakt. Eisers komen dus niet in aanmerking voor een asielvergunning bepaalde tijd op grond van vluchtelingschap zoals bedoelt in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De beroepsgrond faalt.
Artikel 3 van het EVRM
19. Eisers stellen dat zij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico op ernstige schade loopt.
2 Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 8 april 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:3444) r.o. 5.1.
3 Paragraaf C7/23.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4 Paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
21. Eisers komen dan ook niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
22. De beroepen zijn ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
24 september 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. M.P. Glerum L.L. Hol
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode:
.