ECLI:NL:RBDHA:2021:16524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van een Albanese vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Boone, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem was opgelegd. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod waren het gevolg van een eerdere illegale binnenkomst in Nederland met de intentie om door te reizen naar het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Wat betreft het inreisverbod heeft de eiser aangevoerd dat dit niet deugdelijk was gemotiveerd, omdat hij een oom in Griekenland heeft en daar als seizoenarbeider wil werken. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom deze omstandigheden geen aanleiding gaven om het inreisverbod te verkorten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de gemachtigde van eiser geen gronden van beroep heeft ingediend tegen het bestreden besluit, wat leidde tot de conclusie dat het beroep ongegrond was.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen het inreisverbod en de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 september 2021 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen de gestelde termijnen.