ECLI:NL:RBDHA:2021:16507
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en asielaanvraag in Spanje
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J. de Jong, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar was niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat Spanje verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiser. Eiser had aangevoerd dat hij eerder een asielverzoek in Spanje had ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat dit verzoek daadwerkelijk was ingediend of afgewezen. De rechtbank wees erop dat het Eurodac-resultaat alleen aangaf dat eiser de buitengrens van de EU illegaal had overschreden via Spanje. De rechtbank concludeerde dat er geen risico op refoulement was en dat de Staatssecretaris niet verplicht was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 mei 2021, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.