In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat de Staatssecretaris onvoldoende deugdelijk had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking, haar relatie met een andere man en de bedreigingen door haar vader ongeloofwaardig waren. Eiseres had verklaard dat zij door haar vader werd uitgehuwelijkt aan een man en dat zij vreesde voor eerwraak. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig waren en dat de besluitvorming niet zorgvuldig was geweest. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om opnieuw naar alle bewijsmiddelen te kijken en een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van eiseres, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin culturele en sociale factoren een rol spelen.