ECLI:NL:RBDHA:2021:16499
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, had een asielaanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, niet in behandeling werd genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 september 2021, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL21.13550) behandeld. In de uitspraak van die andere zaak is besloten dat de asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening vervalt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.