ECLI:NL:RBDHA:2021:16485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
NL21.14187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 29 juli 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring al eerder was getoetst en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beoordeling rechtvaardigen.

De rechtbank overweegt dat de verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzettingsprocedure. De rechtbank wijst erop dat de laissez passer-aanvraag op 11 augustus 2021 naar de Algerijnse autoriteiten is verzonden en dat er op 25 augustus 2021 een rappel is verstuurd. Tevens heeft er op 2 september 2021 een vertrekgesprek met de eiser plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel van bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet of dat deze niet gerechtvaardigd is.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst zij het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14187
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 juli 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1998].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 augustus 2021 (in de zaak NL21.12392) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser benadrukt dat verweerder gehouden is om uitzettingshandelingen te verrichten.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Daaraan voegt de rechtbank toe dat de laissez passer-aanvraag op 11 augustus 2021 naar de Algerijnse autoriteiten is verzonden. Verweerder heeft op 25 augustus 2021 gerappelleerd. Daarnaast heeft verweerder op 2 september 2021 een vertrekgesprek met eiser gevoerd.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
20 september 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.