ECLI:NL:RBDHA:2021:16484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse vrouw met problemen door afvalligheid en steun aan transseksuele halfzus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse vrouw, die samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank de door eiseres aangevoerde redenen voor haar asielaanvraag niet geloofwaardig achtte. Eiseres stelde dat zij problemen ondervond van haar (stief)familie vanwege haar afvalligheid en de steun aan haar halfzus, die een geslachtsveranderende operatie had ondergaan. De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig waren, maar dat de vrees voor vervolging in Iran niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank vond het ongeloofwaardig dat eiseres door de transitie van haar halfzus als afvallige zou worden beschouwd en dat zij hierdoor ernstige problemen zou ondervinden bij terugkeer naar Iran. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet tot de risicogroep van afvalligen behoort die actief hun afvalligheid uitdragen. De rechtbank wees het beroep van eiseres ongegrond en verklaarde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13375
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer] Mede namens haar minderjarige kind
[minderjarige],V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Filippo-Wassa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Iraanse nationaliteit en geboren op [1977].
2. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij problemen heeft met haar (stief)familie en dat haar afvalligheid wordt toegedicht vanwege steun aan haar halfzus bij haar geslachtsverandering. Verder stelt ze afvallige te zijn en ook om die reden niet terug te kunnen. De halfzus van eiseres beschikt over een asielvergunning in Nederland. De halfzus is transseksueel en heeft recent in verband met haar transitie een operatie ondergaan. Eiseres is naar Nederland gekomen om in de periode daarna voor haar halfzus te zorgen. De stiefmoeder is achter de transitie van de halfzus gekomen en geeft eiseres hiervan de schuld. De stiefmoeder heeft eiseres en haar kinderen bedreigd. Ook vreest eiseres dat haar ex-man de steun aan haar halfzus gebruikt als bewijs om aan te tonen dat zij een afvallige is. Eiseres behoort tot de bevolkingsgroep [bevolkingsgroep]. Eiseres stelt dat door de binnen deze groep geldende
sociale regels en de aanzienlijke positie van (de familie van) haar stiefmoeder extra risico te lopen.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres en haar afwending van de islam geloofwaardig. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiseres door de transitie van haar halfzus afvalligheid wordt toegedicht en dat zij hierdoor dusdanig grote problemen heeft met haar (stief)familie dat zij niet kan terugkeren naar Iran. Ook acht verweerder het niet geloofwaardig dat eiseres door haar afvalligheid op zichzelf in de problemen zal komen in Iran. Verweerder heeft de aanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt dat zij aannemelijke verklaringen heeft afgelegd over de geslachtsveranderende operatie van haar halfzus en de risico’s die zij en haar familieleden lopen. Eiseres krijgt de schuld van deze transitie. De familie van haar stiefmoeder en de [bevolkingsgroep]-gemeenschap voelen zich hierdoor aangetast in hun eer en willen dit herstellen door wraak te nemen op eiseres. Eiseres heeft verder aangevoerd dat haar door haar ex-man en stiefmoeder afvalligheid wordt toegedicht. De ondersteuning aan haar halfzus wordt gezien als een bewijs hiervan. Ook is eiseres tijdens haar periode in Nederland en door de hier
ervaren vrijheid actiever uiting gaan geven aan haar afvalligheid. Hierdoor kan niet van haar verlangd worden dat zij teruggaat naar Iran waar zij zich weer terughoudender zal moeten opstellen. Eiseres vindt dat verweerder op dit moment niet zorgvuldig kan beoordelen of zij risico loopt vanwege haar afvalligheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zal binnenkort uitspraak doen over het onderzoek en de beoordeling van de asielmotieven atheïsme en afvalligheid en de risico’s voor afvalligen en atheïsten bij terugkeer naar Iran. Eiseres heeft daarom verzocht om deze zaak aan te houden.
Toegedichte afvalligheid
5. Uit het Algemeen ambtsbericht Iran 2021 blijkt dat de positie van transgenders verschilt van LHB’s, omdat zij zich vrijer door de samenleving kunnen bewegen. Het is op basis van een fatwa van ayatollah Ruhollah Khomeini in Iran toegestaan om een geslachtsveranderende operatie te ondergaan.1 Hieruit komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren dat het ondergaan van een geslachtsveranderende operatie niet wordt aangemerkt als een vorm van afvalligheid. Verweerder mocht het in dit licht ongeloofwaardig vinden dat eiseres vanwege de steun aan haar halfzus afvalligheid zal worden toegedicht in Iran. In beroep heeft eiseres een brief overgelegd met een verklaring van haar huidige echtgenoot bij de politie over een bedreiging door haar ex-echtgenoot. Dit document is enkel in kopie overgelegd en is op grond van een niet objectief verifieerbare bron opgesteld. Aan dit document komt naar het oordeel van de rechtbank geringe waarde aan toe.
Problemen met de (stief)familie
6. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder de verklaringen over de ontdekking van de transitie van de halfzus en de risico’s die eiseres hierdoor vanuit de (stief)familie loopt ongeloofwaardig vinden. De halfzus van eiseres verblijft al jaren in Nederland en bereidt sinds 2018 de transitie voor. Eiseres is pas in 2021 naar Nederland gekomen. De rechtbank kan zich voorstellen dat in eerste instantie afwijzend op de steun
1. Algemeen ambtsbericht Iran, paragraaf 3.1.5.9
van eiseres is gereageerd. Gelet op wat is overwogen in alinea 5 kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat eiseres de familie-eer dusdanig heeft aangetast dat dit hersteld moet worden door wraak te nemen op eiseres. Eiseres heeft de afwijzende houding van de [bevolkingsgroep]-gemeenschap tegenover transgenders hierbij niet nader onderbouwd. Eiseres heeft daarnaast onvoldoende kunnen uitleggen waarom zij in plaats van haar halfzus zelf de schuld krijgt van de transitie en waarom ook haar in Iran verblijvende dochter hierdoor risico loopt. Verder mocht verweerder de verklaringen over de ontdekking van de transitie door de ex-man van eiseres ongeloofwaardig vinden. Uit de verklaringen volgt dat de dochter een slechte relatie heeft met haar vader en weinig bij haar vader verblijft.
Verweerder mocht het bevreemdend vinden dat de dochter juist bij haar vader een dergelijk gevoelig liggend gesprek heeft gevoerd. Hierbij mocht verweerder waarde toekennen aan de omstandigheid dat de dochter van eiseres na het telefoongesprek nog een nacht bij de ex- man van eiseres heeft verbleven, waarna zij pas naar haar stiefvader is gegaan.
Afvalligheid
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer te vrezen heeft vanwege haar afvalligheid. Eiseres heeft in beroep enkel gesteld en niet nader onderbouwd dat zij haar afvalligheid bij terugkeer zal uiten. Eiseres heeft hierbij in de gehoren zelf toegelicht dat zij in Iran ‘gewoon haar ding kon doen’ en niet van plan was om actief aan haar afvalligheid uiting te geven.2 Eiseres valt om die reden niet onder de risicogroep zoals weergegeven paragraaf C7/15.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Alleen afvalligen die hun afvalligheid actief uitdragen zijn aangemerkt als risicogroep. De stelling dat van eiseres niet verwacht mag worden dat zij zich terughoudender opstelt dan in Nederland, volgt de rechtbank niet. Niet is gebleken dat eiseres zich in het verleden terughoudend moest opstellen wat betreft haar afwending van de islam. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling over de beoordeling van (gestelde) afvalligheid en atheïsme. Uit het Algemeen Ambtsbericht Iran 2021 volgt dat de Iraanse overheid niet actief overgaat tot vervolging van afvalligen vanwege het enkel niet praktiseren van de islam. Vanuit conservatieve familieleden kunnen deze personen wel druk ervaren om deel te nemen aan religieuze gebruiken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de antwoorden op de vragen van de Afdeling niet afwijken van het beeld dat naar voren komt uit het Algemeen Ambtsbericht Iran 2021.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Nader gehoor p.18-19

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
En zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
17 september 2021

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.