Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] , eiseres V-nummer: [v-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Poolse EU-onderdaan. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Guman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding was gebaseerd op een strafrechtelijke bevoegdheid, waardoor de bewaringsrechter niet bevoegd was om hierover te oordelen.
Eiseres stelde verder dat haar verblijf in Nederland na haar uitzetting op 13 december 2020 daadwerkelijk en effectief was beëindigd, en dat zij rechtmatig verblijf had op basis van het Unierecht. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij gedurende langere tijd buiten Nederland was geweest, en dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een EU-burger opnieuw verblijfsrecht kan verkrijgen na een verwijderingsbesluit, en bevestigt dat de openbare orde kan vereisen dat een maatregel van bewaring wordt opgelegd als er risico bestaat dat de betrokkene zich aan het toezicht zal onttrekken.