ECLI:NL:RBDHA:2021:16434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL21.13139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en valse informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraanse vrouw, had op 20 februari 2020 asiel aangevraagd in Nederland, nadat zij op 25 januari 2020 met een visum voor 'business' naar Nederland was gereisd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig werd geacht. Eiseres stelde dat zij in Iran was verkracht door haar werkgever en daarna bedreigd werd door handlangers van deze werkgever. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig waren, maar dat de claims over de verkrachting en bedreigingen niet konden worden onderbouwd. Eiseres had tegenstrijdige informatie verstrekt over haar werk en had geen bewijsstukken overgelegd die haar verhaal konden ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet rechtmatig Nederland was binnengekomen, omdat zij gebruik had gemaakt van een visum dat was afgegeven op basis van valse informatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.13139
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.J. Eizenga), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.13140, op 7 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Soltani. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit. Volgens eiseres is zij op 12 februari 2019 in Iran verkracht door haar werkgever en is zij nadien lastig gevallen en bedreigd door handlangers van haar werkgever. Eiseres is op 25 januari 2020 met een visum voor ‘business’ naar Nederland gereisd. Eiseres heeft op 20 februari 2020 asiel aangevraagd.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • verkrachting door werkgever;
  • bedreigingen door handlangers van werkgever.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiseres is verkracht door haar werkgever en dat zij is bedreigd door handlangers van haar werkgever.
Verweerder heeft bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
4. Eiseres voert in beroep aan dat de reisagent het visum heeft geregeld. Er is door de reisagent een andere werkgever genoemd dan de werkelijke werkgever. Eiseres stelt verder dat de verklaring die zij heeft afgelegd bij de vreemdelingenpolitie niet mocht worden tegengeworpen. Eiseres was toen niet voorbereid door een advocaat en de vraag is of alle waarborgen wel zijn gehanteerd. Eiseres was machteloos tegenover haar werkgever en heeft geen enkele bescherming kunnen krijgen van de autoriteiten. Het is voor eiseres niet mogelijk om haar asielrelaas met documenten te onderbouwen, omdat deze er niet zijn. Eiseres wijst erop dat zij niet moedwillig valse informatie aan verweerder heeft verstrekt. Daarom kon verweerder artikel 30b, eerste lid, aanhef onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet tegenwerpen. Eiseres is met een geldig visum binnengekomen, daarom kon verweerder artikel 30b, eerste lid, aanhef onder h, van de Vw niet tegenwerpen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiseres is verkracht door haar werkgever en dat zij problemen heeft gehad met handlangers van haar werkgever.
6. Met name vindt de rechtbank van belang dat eiseres tegenstrijdige informatie heeft verschaft over haar werkgever. Eiseres heeft verklaard dat zij sinds 2008 ononderbroken heeft gewerkt als secretaresse voor een bedrijf genaamd [werkgever] . Deze verklaring is tegenstrijdig met de door eiseres opgegeven informatie tijdens haar visumaanvragen. Bij de visumaanvraag in 2018 heeft eiseres opgegeven werkzaam te zijn als technicus bij [naam] . Bij de visumaanvraag in 2020 heeft eiseres opgegeven werkzaam te zijn als manager bij [naam] . Dat eiseres gebruik heeft gemaakt van valse werkgevers, omdat het bedrijf [werkgever] geen verklaring ten behoeve van een visum wilde afgeven, heeft verweerder niet als een verschoonbare reden hoeven aan te merken. Eiseres heeft namelijk geen duidelijke verklaring gegeven waarom haar werkgever dit niet wilde. Verder is van belang dat eiseres geen documenten over de rechtszaak heeft overgelegd. Dit terwijl eiseres heeft verklaard dat zij aangifte heeft gedaan, dat er een rechtszaak is geweest en dat zij onder behandeling stond van een psychiater. Uit openbare bronnen blijkt dat het voor eiseres dan wel een Iraanse advocaat mogelijk is om het Senna- systeem te raadplegen en zo aan documenten te komen. Niet is gebleken dat eiseres in Iran of in Nederland pogingen heeft ondernomen om zelf of via een Iraanse advocaat aan documenten te komen. Evenmin heeft eiseres onderbouwd dat dit voor haar niet mogelijk was. Verder is van belang dat eiseres in Iran tussen mei 2019 en haar vertrek op 25 januari 2020 geen problemen heeft gehad. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de bedreigingen. Ook heeft verweerder niet ten onrechte ongerijmd mogen vinden dat eiseres Iran pas elf maanden na de verkrachting heeft verlaten. Tot slot heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres vage verklaringen heeft afgelegd over haar werkgever die haar heeft verkracht. Eiseres kan niet concreet verklaren waarom deze man een invloedrijk persoon is en door wie hij volgens haar wordt beschermd. Al hierom is de rechtbank van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De overige tegenwerpingen en wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, laat de rechtbank daarom onbesproken.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet rechtmatig Nederland is binnengekomen, omdat zij gebruik heeft gemaakt van een visum dat is afgegeven op basis
van valse informatie. Tevens heeft eiseres bijna een maand in Nederland verbleven alvorens zij asiel heeft aangevraagd. Dat eiseres in eerste instantie geen asiel in Nederland wilde aanvragen, maar dat zij wilde doorreizen naar de Verenigde Staten, maakt dit niet anders.
Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond krachtens artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Gelet op het voorgaande hoeft het geschil over de toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw geen bespreking.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
09 september 2021

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.