ECLI:NL:RBDHA:2021:16421
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig vastgestelde bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door F. el Benaissati, omdat verweerder niet tijdig de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. Verweerder had op 6 november 2020 een besluit genomen, maar verzoeker ging in beroep tegen het niet toekennen van een dwangsom. Op 10 februari 2021 heeft verweerder alsnog een dwangsombesluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van proceskosten heeft gevraagd.
De rechtbank overweegt dat zij op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft echter in zijn schrijven van 1 maart 2021 aangegeven niet bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden, en stelt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat een ingebrekestelling geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
De rechtbank is het niet eens met het standpunt van verweerder. Zij verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin wordt gesteld dat er wel degelijk beroep kan worden ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 11 januari 2021 geldig is en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk is. De proceskosten van verzoeker worden vastgesteld op € 374,-, en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.