ECLI:NL:RBDHA:2021:16420
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Bulgaarse eiser. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 augustus 2021, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 28 augustus 2021 werd de maatregel van bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest nog beoordelen of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode van bewaring.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 is eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser had aangevoerd dat het proces-verbaal van overname en ophouding onjuist was ingevuld, maar de rechtbank oordeelde dat de correctie van het tijdstip van ophouding door verweerder met een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen voldoende was om de onrechtmatigheid van de bewaring te weerleggen.
De rechtbank concludeerde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico op onttrekking aan het toezicht, niet waren betwist door eiser. Bovendien oordeelde de rechtbank dat verweerder terecht geen lichter middel had gekozen dan de inbewaringstelling, gezien de omstandigheden van de zaak en de geschiedenis van eiser met betrekking tot zijn verblijf in Nederland. De rechtbank wees ook een proceskostenveroordeling af, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 augustus 2021.