Overwegingen
1. Eiseres stelt dat zij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op
[adres] 1991. Eiseres is opgegroeid in een islamitisch gezin. In 2003 is haar vader met een man genaamd [A] overeengekomen dat eiseres aan [A] zou worden uitgehuwelijkt. Eiseres wilde niet worden uitgehuwelijkt. In 2005 heeft zij haar ouderlijk huis verlaten en is zij vertrokken naar een vriendin van haar moeder in [plaats] . Na ongeveer drie jaar kwam haar vader achter haar verblijfplaats. Samen met [A] heeft hij eiseres opgezocht. Eiseres is toen vertrokken naar een kerk, waar zij enige tijd heeft verbleven. In die periode is zij bekeerd tot het christendom. In 2014 heeft [A] haar daar opgezocht. Zij wilde nog steeds niet met hem trouwen. In 2015 of 2016 heeft eiseres Nigeria verlaten. Zij werd daarbij geholpen door een vrouw genaamd [B] , die zij had leren kennen in de kerk.
[B] bleek een mensenhandelaar te zijn. Zij heeft eiseres onder valse voorwendselen naar Libië gesmokkeld. Daar heeft eiseres ongeveer twee jaar verbleven. In die periode is zij seksueel uitgebuit door [B] . Uiteindelijk is eiseres erin geslaagd
om Libië te verlaten. Na een verblijf in Italië en Duitsland is zij in 2018 in Nederland aangekomen. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiseres voor problemen met [A] en [B] .
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- bekering tot het christendom;
- problemen vanwege de uithuwelijking;
- problemen door mensenhandelaar in Libië.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaringen over de nationaliteit, de herkomst en de bekering van eiseres geloofwaardig zijn.
4. De identiteit van eiseres, haar problemen vanwege de uithuwelijking en haar problemen door de mensenhandelaar in Libië vindt verweerder niet geloofwaardig. Ter onderbouwing hiervan voert verweerder het volgende aan.
Eiseres heeft eerst de zogenoemde Dublinprocedure doorlopen. Ook is zij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van tijdelijke humanitaire gronden vanwege haar aangifte als slachtoffer van mensenhandel. In die twee procedures heeft eiseres wisselende verklaringen afgelegd over haar huwelijk met ene [C] en over de namen van haar ouders. Verder voert verweerder aan dat eiseres bij haar asielprocedure in Italië meerdere aliassen heeft gebruikt. Door deze wisselende verklaringen twijfelt verweerder op voorhand al aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres
Voorts meent verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij is uitgehuwelijkt aan [A] . Ook de verklaringen over de problemen met [A] in verband met haar bekering vindt verweerder niet geloofwaardig. Gelet hierop is het volgens verweerder ook niet aannemelijk dat eiseres als gevolg van die problemen door [B] vanuit Nigeria naar Libië is gebracht en dat zij daar is uitgebuit. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.1
5. Eiseres betwist de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Tevens betwist zij dat haar relaas op diverse onderdelen ongeloofwaardig is. De rechtbank gaat hierna in op de verschillende geschilpunten.
Zorgvuldigheid van de procedure
Over de bijzondere procedurele waarborgen
6. Eiseres voert aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met werkinstructie 2015/8. Deze werkinstructie gaat over bijzondere procedurele waarborgen die verweerder in acht dient te nemen bij kwetsbare vreemdelingen. Eiseres stelt dat verweerder in de onderhavige procedure onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische klachten. Ter onderbouwing van deze klachten verwijst eiseres naar brieven van Fier van
6 december 2018 en 24 september 2019. Hieruit blijkt dat eiseres getraumatiseerd is.
1. op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
7. De rechtbank overweegt als volgt. Tijdens het Dublingehoor van 14 september 2018 waren er voor verweerder geen concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat eiseres niet in staat zou zijn geweest om haar verklaringen naar behoren af te leggen. De informatie van Fier was op dat moment namelijk nog niet voorhanden. Verder heeft eiseres bij het Dublingehoor verklaard dat zij zich goed voelde en dat zij niet onder behandeling stond. Dit heeft zij herhaald ter gelegenheid van het aanmeldgehoor op 15 januari 2019. In zoverre is er voor verweerder geen aanleiding geweest om bijzondere procedurele waarborgen in acht te nemen.
8. In de aanloop naar het gehoor op de asielmotieven van eiseres heeft verweerder de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) geraadpleegd. De FMMU heeft op 16 oktober 2020 een medisch advies uitgebracht met het oog op het horen van eiseres. Daarin staat dat bij eiseres psychische klachten zijn waargenomen. Ook is vermeld dat eiseres last kan hebben van duizeligheid, in welk geval zij een pauze nodig heeft. Verder heeft eiseres moeite met het noemen van exacte data. Het lukt haar wel om die bij benadering te noemen als zij extra bedenktijd krijgt. Ook heeft eiseres last van emotionele blokkades.
9. Uit de verslagen van het eerste gehoor van 22 juni 2021 en het nader gehoor van 24 juni 2021 is de rechtbank niet gebleken dat verweerder in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met de geconstateerde beperkingen van eiseres. Zo hebben de gehoren niet te lang geduurd en heeft verweerder tijdens de gehoren herhaaldelijk een pauze ingelast. Ook heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij data bij benadering mag noemen en dat zij bij de beantwoording van vragen de tijd moet nemen die zij daarvoor nodig heeft. De
rechtbank betrekt bij haar oordeel voorts dat eiseres onvoldoende concreet heeft aangegeven op welke onderdelen of op welke wijze verweerder de bijzondere procedurele waarborgen heeft veronachtzaamd. De enkele stelling dat verweerder haar tegenstrijdigheden op detailniveau heeft tegengeworpen, volstaat in dit verband niet.
10. Uit hetgeen de rechtbank in 7. tot en met 9. heeft overwogen, vloeit voort dat de beroepsgrond over de bijzondere procedurele waarborgen faalt.
Over het incompleet dossier
11. In het beroepschrift heeft eiseres aangegeven dat zij eerder niet over het complete dossier beschikte. In deze omstandigheid ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen tot enige onrechtmatigheid. Ter zitting heeft eiseres namelijk desgevraagd bevestigd dat zij inmiddels alles naar voren heeft gebracht wat zij wilde zeggen.
12. Eiseres voert aan dat het nader gehoor van 24 juni 2021 om diverse redenen onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Op dit punt oordeelt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gehoren problematisch zijn verlopen. Zo is niet gebleken van miscommunicaties tussen haarzelf, de gehoormedewerker en de tolk, die tot misverstanden of onjuistheden van doorslaggevende aard hebben geleid. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat de omstandigheid dat de gehoren langs digitale weg hebben plaatsgevonden de onderlinge communicatie heeft gehinderd. Bij dit oordeel acht de rechtbank het van belang dat eiseres na afloop van de gehoren heeft verklaard dat zij de tolk goed kon verstaan en begrijpen en dat zij geen opmerkingen had over de werkwijze van de gehoormedewerker en de tolk. Tevens was er bij het nader gehoor een medewerker van
Vluchtelingenwerk Nederland aanwezig. Zij had desgevraagd geen vragen, opmerkingen en/of aanvullingen naar aanleiding van het nader gehoor. De enkele omstandigheid dat eiseres veel correcties en aanvullingen op het verslag van het nader gehoor heeft ingediend, staaft op zich nog niet de stelling dat dat gehoor onzorgvuldig is geweest. De beroepsgrond faalt dus.
Over de namen van de ouders van eiseres
13. Terecht voert verweerder aan dat eiseres in de loop van de procedure niet consistent heeft verklaard over de namen van haar ouders. Het mag zo zijn dat eiseres in haar zienswijze van 29 juni 2021 een toelichting heeft gegeven op de namen van haar ouders. Verweerder heeft zich evenwel niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet valt in te zien waarom eiseres hierover niet van meet af aan eenduidig heeft verklaard. Dit vooral omdat de namen van haar ouders als basale gegevens mogen worden aangemerkt.
14. Volgens verweerder heeft eiseres wisselend verklaard over [C] . Zo heeft zij in het Dublingehoor van 14 september 2018 aangegeven dat zij met hem is getrouwd en dat zij kinderen met hem heeft. In het aanmeldgehoor van 15 januari 2019 heeft eiseres evenwel verklaard dat zij niet met hem is getrouwd. In het nader gehoor van
24 juni 2021 heeft zij verklaard dat zij van [C] moest liegen over hun relatie. De wijziging in de verklaring is volgens verweerder niet verschoonbaar. Eén en ander doet volgens verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas.
15. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Naar haar oordeel heeft eiseres afdoende toegelicht dat en waarom zij aanvankelijk vals had verklaard over haar relatie met [C] . Op 29 oktober 2018 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen, omdat volgens verweerder de Italiaanse autoriteiten verantwoordelijk waren voor de behandeling van die aanvraag. In de zienswijze van 12 november 2018 op dit voornemen heeft eiseres uitgelegd dat zij niet met [C] getrouwd was. Zij heeft toen ook toegelicht wat de rol en de invloed van [C] was. In lijn met deze toelichting heeft eiseres op 20 december 2018 aangifte van mensenhandel gedaan. Anders dan verweerder stelt, heeft eiseres dus al eerder dan op 15 januari 2019 helderheid verschaft over haar situatie met [C] . Haar verklaringen over [C] tijdens de gehoren van 15 januari 2019, 22 juni 2021 en 24 juni 2021 zijn consistent met hetgeen zij op 12 november 2018 en 20 december 2018 over hem had aangevoerd. In het licht van dit alles heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de wisseling in de verklaring van eiseres niet verschoonbaar is. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank verweerder ook niet kan volgen in de stelling dat deze wisseling op voorhand afbreuk doet aan het asielrelaas van eiseres. De beroepsgrond van eiseres op dit punt slaagt dus.
Over de identiteit van eiseres
16. De stelling van verweerder dat eiseres in Italië onder een andere naam en geboortedatum asiel heeft aangevraagd en dat zij daar verschillende aliassen heeft gebruikt, is op zich juist. Dat de gestelde identiteit van eiseres daardoor ongeloofwaardig is en dat deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar overige relaas, volgt de rechtbank evenwel niet. Al in haar zienswijze van 12 november 2018 heeft
eiseres aangegeven dat haar naam [eiseres] is. Zij heeft toen ook uitgelegd dat zij onder invloed van [C] aanvankelijk een andere naam had opgegeven.
Verweerder heeft eiseres nadien niet bevraagd over haar gewijzigde verklaring met betrekking tot haar naam. Ook heeft verweerder eiseres tijdens de gehoren van
15 januari 2019, 22 juni 2021 en 24 juni 2021 niet geconfronteerd met de identiteitsgegevens die verweerder van de Italiaanse autoriteiten had verkregen. In dit licht kan de rechtbank verweerder niet volgen in zijn stelling dat van eiseres verwacht mocht worden dat zij van meet af aan eenduidig kon en moest verklaren over haar identiteit. Ook op dit punt slaagt de beroepsgrond van eiseres derhalve.
Over de uithuwelijking van eiseres
17. Eiseres betwist het standpunt van verweerder dat zij over haar uithuwelijking tegenstrijdige, bevreemdende en daardoor ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Het gaat dan om het volgende aspecten:
het overlijden van haar zus [zus] en over de leeftijd van de kinderen van [zus] ;
de namen van haar zussen;
het werk dat eiseres heeft verricht in [plaats] ;
e gang van zaken rondom haar uithuwelijking;
het tijdsverloop;
de verklaring van haar moeder.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn standpunt over aspect a) onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd. Op zich is het juist dat eiseres wisselend heeft verklaard over de oorzaak en het tijdstip van de dood van haar zus [zus] en over de leeftijd van de kinderen van [zus] . Verweerder motiveert echter niet waarom deze wisselingen ertoe bijdragen dat de verklaring van eiseres over haar uithuwelijking als geheel ongeloofwaardig is.
19. Ook met betrekking tot aspect b) heeft verweerder zijn standpunt onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Verweerder werpt eiseres tegen dat zij pas tijdens het nader gehoor van 24 juni 2021 heeft verteld over de christelijke namen van haar zussen. Dit is niet correct. Al tijdens het aanmeldgehoor van 15 januari 2019 heeft eiseres namelijk verklaard dat haar zussen [zus] en [zus] heten. In het nader gehoor van 24 juni 2021 heeft eiseres diezelfde namen genoemd. Zij heeft toen toegevoegd en uitgelegd dat haar zussen óók moslimnamen hebben. Naar het oordeel van de rechtbank was er voor eiseres geen aanleiding om al bij het aanmeldgehoor van 15 januari 2019 uitgebreid(er) te verklaren over de namen van haar zussen. Daar is het aanmeldgehoor namelijk niet voor bedoeld. In het licht van deze overwegingen heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres op het aspect van de namen van haar zussen vaag en bevreemdend heeft verklaard. Hieruit vloeit voort dat de rechtbank verweerder ook niet kan volgen in de stelling dat de gestelde vaagheid en bevreemding afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn standpunt met betrekking tot aspect c) onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Volgens verweerder is het vreemd dat eiseres in [plaats] zonder problemen heeft gewerkt en in een koor heeft gezongen, terwijl zij in [plaats] ondergedoken zat uit vrees voor [A] . De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft verklaard over haar werkzaamheden en bezigheden. Eiseres heeft verklaard dat zij dit deed om voor zichzelf de mogelijkheid te creëren om in [plaats] te leven. Verweerder heeft niet
gemotiveerd waarom het verrichten van werkzaamheden in een grote stad als [plaats] niet te rijmen zou zijn met haar vrees om door [A] , die niet in [plaats] woonde, te worden gevonden. Verweerder heeft op dit punt ook niet doorgevraagd.
21. Ten aanzien van de aspecten d) en e) is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt wel deugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder mag eiseres tegenwerpen dat het vreemd is dat zij tien jaar na haar uithuwelijking nog niet officieel hoefde te trouwen met [A] , terwijl [A] het (bruids)geld al had betaald. Verder voert verweerder niet ten onrechte aan dat eiseres ongeveer zeven jaar zonder problemen van de zijde van [A] in de kerk in [plaats] heeft kunnen verblijven. Pas nadat haar vader in 2013 was overleden, heeft [A] druk gezet op de familie van haar vader en heeft hij eiseres opgezocht in die kerk. De verklaring van eiseres dat zij niet wist wat [A] en haar vader met betrekking tot haar uithuwelijking waren overeengekomen, heeft verweerder in dit verband onvoldoende mogen vinden. Eiseres en haar moeder wilden de uithuwelijking namelijk voorkomen. Tegen die achtergrond mocht van eiseres verwacht worden dat zij méér had kunnen toelichten over de gang van zaken rondom de uithuwelijking en het tijdsverloop daarvan.
22. De rechtbank volgt verweerder dus waar het gaat om de aspecten d) en e). Daar staat evenwel tegenover dat verweerder de aspecten a), b) en c) onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit het besluit kan niet worden afgeleid dat verweerder van mening is dat de aspecten d) en
e) op zichzelf het standpunt kunnen dragen dat de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking ongeloofwaardig zijn. Verweerder zal zich nader moeten uitlaten over de vraag hoe de aspecten a) tot en met e) zich tot elkaar verhouden.
23. Over aspect f) geldt het volgende. Eiseres heeft een zogenoemde “affidavit” ingebracht. Dit betreft een schriftelijke weergave van een verklaring die haar moeder in 2020 heeft afgelegd tegenover een Nigeriaanse notaris. Deze verklaring dient ter ondersteuning van het asielrelaas van eiseres. Volgens verweerder is de moeder van eiseres geen objectieve bron en is de inhoud van de affidavit niet verifieerbaar. In combinatie met het standpunt dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, leidt dit ertoe dat verweerder geen waarde hecht aan de affidavit. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Uit rechtsoverwegingen 15., 18., 19., 20. en 22 blijkt al dat de rechtbank de diverse motiveringen van verweerder ter onderbouwing van zijn standpunt dat de verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking ongeloofwaardig zijn, onvoldoende gemotiveerd vindt. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat en waarom de affidavit geen ondersteuning aan het asielrelaas van eiseres kan geven.
24. Samenvattend en concluderend is de rechtbank dus van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen geloof hecht aan de verklaringen van eiseres omtrent haar uithuwelijking. De beroepsgrond slaagt dus.
Over de bekering tot het christendom en de mensenhandel
25. Voortvloeiend uit de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiseres over haar uithuwelijking aan [A] , stelt verweerder zich op het standpunt dat het evenmin geloofwaardig is dat [A] boos is op eiseres als gevolg van haar bekering. De gestelde vrees voor [A] staat aan de basis van het vertrek van eiseres uit Nigeria. Aangezien die vrees volgens verweerder niet aannemelijk is, hecht verweerder ook geen geloof aan de verklaringen van eiseres dat zij door [B] uit Nigeria is gesmokkeld en dat [B] haar vervolgens in Libië heeft geprostitueerd. De rechtbank kan verweerder
hierin niet volgen. Dit al niet vanwege haar oordeel dat verweerder zijn standpunt over de ongeloofwaardigheid van de uithuwelijking van eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd.
26. Door de geconstateerde motiveringsgebreken is niet inzichtelijk hoe de diverse relevante elementen van het asielrelaas van eiseres (zie rechtsoverweging 2) zich tot elkaar verhouden. Dit leidt op zich tot een nog fundamenteler motiveringsgebrek. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de motiveringsgebreken door middel van een bestuurlijke lus te herstellen. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten om dit geschil op een andere wijze te finaliseren. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het besluit vernietigen. Zij draagt verweerder op om een nieuw besluit op de aanvraag van eiseres te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Verweerder krijgt hiertoe zes weken in het geval hij geen aanleiding ziet om eiseres aanvullend te horen. Indien verweerder eiseres wél aanvullend gaat horen, dan bedraagt de termijn voor het nemen van een nieuw besluit twaalf weken.
27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).