ECLI:NL:RBDHA:2021:16411

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
NL21.3436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familierechtelijke relatie en bewijsnood

In deze zaak hebben eisers, twee Soedanese nationalen, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland op basis van hun familierechtelijke relatie met referent, die in Nederland verblijft. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie niet voldoende was aangetoond met officiële documenten. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar is ongegrond verklaard. Hierop hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 22 juli 2021 behandeld. Eisers hebben aangevoerd dat de familierechtelijke documenten zijn vergaan tijdens een brand in hun woning in Soedan, en dat zij daarom niet in staat zijn om officiële documenten te overleggen. De rechtbank oordeelt dat het in beginsel aan eisers is om de familierechtelijke relatie aan te tonen, maar dat er ook sprake kan zijn van bewijsnood als zij een plausibele verklaring geven voor het ontbreken van officiële documenten.

De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van bewijsnood en waarom de overgelegde indicatieve documenten niet substantieel zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat niet is gebleken van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Verweerder moet het griffierecht en de proceskosten aan eisers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3436
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , eiseres 1, V-nummer: [V-nummer] en,

[eiseres 2] ,eiseres 2, V-nummer: [V-nummer] ,
hierna tezamen te noemen: eisers, (gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

In het besluit van 2 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM1’ afgewezen.
Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 8 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is referent verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers stellen dat zij de Soedanese nationaliteit hebben en dat zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 1959 en [geboortedatum] 1991. Eiseres 1 stelt dat zij de moeder is van [naam] , referent. Eiseres 2 stelt dat zij de zus is van referent. Re ferent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel. Referent wil dat eisers naar Nederland komen om bij hem te wonen. Daarom heeft referent voor eisers de huidige aanvraag ingediend.
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Reden van afwijzing
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eisers afgewezen. Verweerder concludeert dat de identiteit van eisers is aangetoond met documenten, maar de familierechtelijke relatie tussen eisers en referent is niet aangetoond met officiële documenten. Volgens verweerder is geen sprake van bewijsnood en bestaat geen aanleiding aanvullend onderzoek aan te bieden nu geen indicatieve documenten zijn overgelegd die als substantieel bewijs zijn aan te merken. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de verblijfsweigering niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat referent niet tot het gezin van eiseres 1 behoort en er ook geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eisers.
Aanvraag van eiseres 1
3. Eisers voeren primair aan dat de aanvraag van eiseres 1 moet worden aangemerkt als een mvv-aanvraag voor nareis in plaats van voor verblijf als gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM. De mvv-aanvraag voor nareis van eiseres 1 is namelijk nooit rechtsgeldig ingetrokken.
4. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond van eisers niet slaagt. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat de discussie of de mvv-aanvraag voor nareis van eiseres 1 rechtsgeldig is ingetrokken niet thuishoort in de onderhavige procedure. Het gaat namelijk om twee aparte procedures en in de huidige procedure wordt getoetst of is voldaan aan de voorwaarden voor een vergunning op grond van artikel van 8 van het EVRM. Als eisers vinden dat de mvv-aanvraag voor nareis nooit is ingetrokken en verweerder alsnog moet beslissen op die aanvraag, hadden zij in die procedure een ingebrekestelling en eventueel beroep wegens niet tijdig beslissen moeten instellen.
Familierechtelijke relatie
5. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte geen bewijsnood heeft aangenomen. De gevraagde familierechtelijke documenten zijn namelijk vergaan tijdens een brand in hun woning in Soedan. Daarom kan referent zijn familierechtelijke relatie met eiseres 1 (zijn moeder) niet aantonen. Verweerder is het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op deze verklaring van eisers. Daarnaast vormen de in kopie overgelegde documenten tezamen met de verklaringen afgelegd in de asielprocedure en tijdens de hoorzitting substantieel indicatief bewijs ter onderbouwing van de familierechtelijke relatie. Het is daarom nu aan verweerder om daar aanvullend onderzoek naar te doen.
6. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan eisers is om de familierechtelijke relatie tussen hen en referent aan te tonen. Zij dienen dit te doen door het overleggen van officiële documenten. Als zij een plausibele verklaring geven voor het ontbreken van officiële documenten en niet alsnog van hen kan worden verwacht dat zij documenten overleggen, is sprake van bewijsnood. Los van de vraag of sprake is van bewijsnood, kunnen eisers de relatie ook nog aannemelijk maken door het overleggen van substantieel indicatief bewijs. Als zij dat bewijs hebben overgelegd, kan nader onderzoek worden aangeboden, ook als niet van bewijsnood is gebleken.
Bewijsnood
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van bewijsnood en licht dit als volgt toe. Toen het primaire besluit werd genomen hadden eisers gesteld dat zij niet beschikken over officiële documenten die de familierechtelijke band aantonen, omdat deze documenten zijn vergaan tijdens een brand in hun woning. Eisers hadden toen ook nog geen indicatieve documenten overgelegd. In de bezwaarfase hebben eisers kopieën van hun Soedanese paspoorten overgelegd. Daarnaast is van eiseres 2 een kopie van haar geboorteakte en een kopie van een uittreksel uit de bevolkingsadministratie overgelegd.
8. Verweerder vindt de verklaring over de brand niet afdoende om bewijsnood aan te nemen, omdat eisers in de bezwaarfase nog wel documenten hebben kunnen overleggen. Deze motivering is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende, omdat de documenten die zijn overgelegd documenten zijn die ook na een brand gegenereerd kunnen worden nu ook eisers zich in Soedan, dan wel Egypte bevinden. Eisers waren tijdens de bezwaarfase nog in Soedan om de documenten aan te vragen, maar ze zijn inmiddels in Egypte. Daarnaast kan van referent niet verwacht worden dat hij zich wendt tot de Soedanese autoriteiten vanwege zijn eerder geloofwaardig geachte asielrelaas. Nu de verwoestende brand onderdeel is van dat relaas heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat van referent kan worden verwacht dat hij documenten overlegt die zien op de familierelatie van zover terug. Daarbij acht de rechtbank van belang dat referent sinds zijn twaalfde niet meer bij eisers woont en dit feit ook onderdeel is van zijn asielrelaas.
Substantieel indicatief bewijs
9. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de overgelegde indicatieve documenten niet substantieel zijn. Verweerder heeft als motivering gegeven dat het gaat om onleesbare kopieën en dat hij geen bewijsnood aanneemt voor het overleggen van officiële documenten. Daarnaast neemt verweerder aan dat de originele documenten betreffende de kopieën nog bij eiseres 1 in Egypte zijn. Verder stelt verweerder dat de documenten niet zoveel zeggen over de familierechtelijke relatie.
10. De stelling dat de kopieën onleesbaar zijn, heeft verweerder ter zitting laten vallen. Over de rest van de motivering van verweerder overweegt de rechtbank als volgt. Dat de overgelegde documenten kopieën zijn, maakt dat deze als onofficiële documenten kunnen worden aangemerkt. Dat betekent nog niet dat verweerder deze documenten niet hoeft te waarderen, ook al zouden de originele documenten zich hiervan nog in Egypte bevinden. Verder heeft de rechtbank hierboven onder 7 en 8 al geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van bewijsnood ten aanzien van de officiële documenten. Dit argument van verweerder kan reeds daarom ook geen stand houden. Verweerder dient namelijk de vraag of sprake is van bewijsnood, dan wel van substantieel bewijs apart van elkaar te beoordelen. Daarnaast kan verweerder niet volstaan met de enkele stelling dat de documenten niet zoveel zeggen over de familierechtelijke relatie. Verweerder dient te motiveren waarom de familierelatie niet volgt uit de kopie van de geboorteakte, het uittreksel uit de bevolkingsadministratie en de andere identificerende documenten. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
Familie- of gezinsleven
11. Eisers hebben voorts aangevoerd dat referent valt onder het jongvolwassenenbeleid. Er is sprake geweest van een gedwongen scheiding waardoor verweerder ten onrechte heeft overwogen dat de gezinsband verbroken is. Meer subsidiair hebben eisers naar voren gebracht dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eisers. Ten aanzien van eiseres 1 volgt dit uit referent zijn emotionele en psychische stabiliteit en ten aanzien van eiseres 2 volgt dat eruit dat eiseres 2 door haar aandoening van referent afhankelijk is. Eiseres 1 is op leeftijd en heeft geen werk en verblijft in een vreemd land. Referent is exclusief in staat om eiseres 2 financieel te steunen.
12. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat referent niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Het is gelet op dat wat is aangevoerd de rechtbank onvoldoende gebleken dat er sprake is geweest van een gedwongen scheiding tussen referent en eiseres 1. Verweerder heeft voorts voldoende gemotiveerd dat referent al gedurende een langere tijd in zijn eigen levensonderhoud voorziet en niet langer deel uitmaakt van het gezin van eiseres 1. Dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen referent en eiseres 1 is tevens onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat wat is aangevoerd over de emotionele en psychische instabiliteit van referent is daarvoor onvoldoende. Ook heeft verweerder terecht gemotiveerd dat de financiële ondersteuning vanuit Nederland kan plaatsvinden en dat gelet op de huidige situatie niet blijkt dat referent en eiseres 1 hierin exclusief afhankelijk zijn van elkaar.
13. Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres 2 evenmin is gebleken. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat referent zijn zus al vanaf zijn zevende niet meer heeft gezien en dat er thans sprake is van het bieden van (financiële) steun en dat niet is gebleken dat eiseres 1 niet in staat is de dagelijkse zorg voor eiseres 2 te bieden.
Conclusie
14. Zoals hiervoor is overwogen onder 8 en 10 is er sprake van een motiveringsgebrek en is het bestreden besluit daardoor in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt in zoverre het bestreden besluit. De rechtbank ziet evenwel aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten nu niet gebleken is van familie- of gezinsleven als bedoeld in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft de aanvraag aldus terecht afgewezen.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
31 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. L.A. Banga A. Vranken
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.