ECLI:NL:RBDHA:2021:1639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8905466 EJ VERZ 20-86547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van een woning behorende tot een nalatenschap van een minderjarige

Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak waarin een machtigingsverzoek tot verkoop van een woning, die behoort tot een nalatenschap, werd ingediend namens een in Letland wonende minderjarige. De verzoekster, wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, diende op 30 november 2020 een verzoekschrift in, met aanvullende toelichtingen op 4 en 18 januari 2021. De zaak betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen, gezien het feit dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Verordening Brussel-II bis van toepassing is, die bepaalt dat in beginsel de rechter van de lidstaat waar de minderjarige haar gewone verblijfplaats heeft bevoegd is. Echter, op basis van artikel 12 lid 3 van deze verordening kan ook de Nederlandse rechter bevoegd zijn, mits er een nauwe band met Nederland is en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter gerechtvaardigd is door het belang van het kind. De verzoekster heeft in een e-mail bevestigd dat aan deze voorwaarden is voldaan, waardoor de kantonrechter zich bevoegd heeft verklaard.

Vervolgens heeft de kantonrechter vastgesteld dat het recht van Letland van toepassing is op het verzoek, conform het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Volgens het recht van Letland is het toegestaan om onroerend goed van een minderjarige te verkopen als dit nodig is voor de verdeling van een erfenis. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verkoop van de woning in het belang van de minderjarige is en heeft de machtiging verleend om mee te werken aan de verkoop van de woning voor een bedrag van € 260.000,00 kosten koper. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
NM
Zaaknr.: 8905466 \ EJ VERZ 20-86547

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van na te noemen minderjarige,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Overwegingen

1. Op 30 november 2020 is op de griffie een verzoekschrift met bijlagen ingediend. Op 4 en 18 januari 2021 heeft verzoekster nog een nadere toelichting en bijlagen toegestuurd. Het (gewijzigde) verzoek strekt ertoe verzoekster in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende en verblijvende te [woonplaats] , [adres 1] ,
machtiging te verlenen om namens de minderjarige mee te werken aan de verkoop en de levering van de woning aan de [adres 2] te [plaats] voor een bedrag van € 260.000,00 kosten koper.
2. Gelet op de omstandigheid dat de minderjarige haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, dient de kantonrechter vast te stellen of hem rechtsmacht toekomt.
3. In dit geval is de Verordening van de Raad van Europa van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel-II bis) van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8 van de Verordening Brussel-II bis is in zaken zoals de onderhavige in beginsel bevoegd het gerecht van de lidstaat waar de minderjarige haar gewone verblijfplaats heeft. In dit geval is daarom in beginsel de rechter in Letland bevoegd om op het verzoek te beslissen. Op basis van artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis kan evenwel ook de Nederlandse rechter bevoegd zijn, indien het kind een nauwe band heeft met Nederland èn de bevoegdheid uitdrukkelijk is aanvaard èn de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van het kind wordt gerechtvaardigd.
4. Verzoekster heeft zich desgevraagd in een e-mailbericht van 18 januari 2021 uitgelaten over de vraag of van de in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis bedoelde situatie sprake is. De kantonrechter is op basis van hetgeen naar voren is gebracht wel gebleken dat zich hier een situatie als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis voordoet. De kantonrechter zal zich daarom bevoegd verklaren.
5. Nu op grond van de artikelen 262 tot en met 268 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen andere rechter wordt aangewezen, is de kantonrechter te Den Haag bevoegd op het onderhavige verzoekschrift te beslissen.
6. De kantonrechter dient voorts vast te stellen welk recht in dit geval dient te worden toegepast. Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Artikel 17 van het Verdrag bepaalt dat de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Het onderhavige machtigingsverzoek dient derhalve te worden beoordeeld naar het recht van Letland.
7. Volgens het recht van Letland mag onroerend goed van een minderjarige verkocht worden onder meer als dat nodig is om een erfenis te verdelen waarbij minderjarigen en meerderjarigen betrokken zijn (artikel 192 jo. artikel 280 van boek 1 van het Letse Burgerlijk Wetboek). Daarvan is in dit geval sprake. Toewijzing van het verzoek is bovendien in het belang van de minderjarige. De kantonrechter zal de verzochte machtiging daarom verlenen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart zich bevoegd om op het verzoek te beslissen;
  • verleent aan verzoekster machtiging om namens de minderjarige mee te werken aan de verkoop en de levering van de woning aan de [adres 2] te [plaats] voor een bedrag van € 260.000,00 kosten koper;
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2021.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoekster en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.