Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat op 21 juni 2021 was genomen, en dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en er was een tolk aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet door eiser zijn bestreden. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting was binnen een redelijke termijn, omdat hij weigerde mee te werken aan een covid-test. De rechtbank overwoog dat voor het bestaan van zicht op uitzetting van belang is dat vreemdelingen hun volledige en actieve medewerking verlenen. De rechtbank concludeerde dat het niet meewerken aan de covid-test niet betekent dat het zicht op uitzetting is vervallen, aangezien medewerking aan de test noodzakelijk is voor de overdracht. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is bekendgemaakt op 2 juli 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.