In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. De voorzieningenrechter heeft op 24 juni 2021 de zaak behandeld en de verzoeker is verschenen met zijn gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. N. Jansen. Tijdens de zitting is ook een tolk, D. Hosseini, aanwezig geweest.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de juridische en feitelijke situatie in Griekenland voor statushouders niet zodanig slecht is dat zij niet kunnen terugkeren. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat er vragen zijn gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de positie van terugkerende statushouders in Griekenland, en dat de uitspraak van de ABRvS mogelijk van belang kan zijn voor de beoordeling van de beroepszaak van verzoeker. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten om het beroep aan te houden en het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, waardoor het bestreden besluit wordt geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. Deze kosten zijn gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de verleende rechtsbijstand aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.