ECLI:NL:RBDHA:2021:16352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
AWB 20/4772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 mei 2020. Eiser had beroep ingesteld, maar heeft het vereiste griffierecht van € 178,- niet betaald. De rechtbank heeft in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld zonder betaling van het griffierecht.

De rechtbank heeft eiser op 1 mei 2021 geïnformeerd over de betalingsverplichting en hem een termijn van vier weken gegeven om het griffierecht te voldoen. Aangezien eiser niet binnen deze termijn heeft betaald, heeft de rechtbank op 30 mei 2021 een aangetekende herinnering gestuurd. Eiser heeft echter geen geldige reden opgegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Gelet op het feit dat het griffierecht niet is ontvangen en er geen geldige reden is opgegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/4772

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , met v-nummer: [v-nummer] , eiser,

(gemachtigde: mr. M.E. Martis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 31 mei 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, en in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 178,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 1 mei 2021 een brief gestuurd waarin staat dat hij binnen vier weken het griffierecht moet betalen aan de rechtbank. Omdat eiser niet binnen deze termijn heeft betaald, heeft de rechtbank op 30 mei 2021 eiser een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.