ECLI:NL:RBDHA:2021:16348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/464 en AWB 20/8915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiseres had een beroep ingesteld tegen een besluit van 19 januari 2021 en had tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet was betaald. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een vereiste voor het indienen van een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening. In dit geval was het griffierecht gezamenlijk vastgesteld op € 359,-. De rechtbank heeft eiseres op 19 december 2020 en op 10 maart 2021 aangetekende brieven gestuurd waarin zij werd geïnformeerd over de betaling van het griffierecht. Aangezien eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk konden worden behandeld. De rechtbank heeft daarom de zaken kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier J. Fagel, en is openbaar gemaakt op 21 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 21/464 en AWB 20/8915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , met v-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 19 januari 2021 en over het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaken niet nodig is (artikel 8:54 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaken niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat en een verzoek om een voorlopige voorziening indient moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, en in artikel 8:82, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht gezamenlijk € 359,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 19 december 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht voor de voorlopige voorziening binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank. De rechtbank heeft eiseres vervolgens op 10 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht voor het beroep binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft de bedragen niet ontvangen. Eiseres heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zullen niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening doen. Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank/voorzieningenrechter verklaart het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is niet in staat te ondertekenen
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarin is beslist op het beroep, verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.