ECLI:NL:RBDHA:2021:16341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 13 augustus 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Marokko in armoedige omstandigheden leeft en dat hij meerdere malen is opgepakt en mishandeld door de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft overwogen dat het asielrelaas van eiser één relevant element bevat, namelijk zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, wat door verweerder als geloofwaardig is aangemerkt. Echter, de rechtbank oordeelt dat Marokko in het algemeen en in het specifieke geval van eiser als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. De handelswijze van de Marokkaanse autoriteiten ten aanzien van eiser vond plaats in het kader van zijn pogingen om Marokko te verlaten. De rechtbank heeft ook geen aanknopingspunt gevonden in de verwijzing van eiser naar een resolutie van het Europees Parlement, noch in de stelling dat er geen adequate opvang beschikbaar is voor hem in Marokko.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een precedent in vergelijkbare asielzaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12216
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. F. Lavell),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2005. Hij heeft asiel gevraagd, omdat hij in Marokko in armoedige omstandigheden leefde. Eiser is ook opgepakt en mishandeld door de Marokkaanse autoriteiten, bij zijn pogingen om de grens tussen Marokko en Ceuta over te steken.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder één relevant element, namelijk de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser. Verweerder acht dit element geloofwaardig. Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat Marokko in het algemeen én in eisers specifieke geval als een veilig land van herkomst is aan te merken.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte stelt dat Marokko in zijn specifieke geval een veilig land van herkomst is. Eiser is immers meerdere malen opgepakt en mishandeld door de Marokkaanse autoriteiten bij zijn pogingen om de grens bij Ceuta over te steken. Hij werd vervolgens vervoerd naar verafgelegen plaatsen als Agadir en Oujda en werd daar aan zijn lot overgelaten. Daarnaast dreigt eiser bij terugkeer naar Marokko door
de Marokkaanse autoriteiten te worden ingezet als politiek pressiemiddel in de migratiecrisis rond onder meer Ceuta. Eiser verwijst in dit verband naar een resolutie van 10 juni 2021 van het Europees Parlement.1
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Verweerder heeft niet ten onrechte aangevoerd dat de handelswijze van de Marokkaanse autoriteiten ten aanzien van eiser specifiek heeft plaatsgevonden in het kader van zijn pogingen om Marokko te verlaten en Ceuta illegaal binnen te reizen. De rechtbank ziet hierin geen concreet aanknopingspunt voor de veronderstelling dat Marokko ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Een dergelijk aanknopingspunt ziet de rechtbank evenmin in de verwijzing van eiser naar de resolutie van 10 juni 2021. De omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten in specifieke gevallen schoolkinderen onder valse voorwendselen naar Ceuta hebben gestuurd, is onvoldoende voor de conclusie dat eiser persoonlijk bij terugkeer naar Marokko eveneens een dergelijke behandeling te wachten staat.
6. Voor zover eiser heeft willen aanvoeren dat er in Marokko geen adequate opvang beschikbaar is voor hem, oordeelt de rechtbank dat deze beroepsgrond niet slaagt. Eiser heeft immers verklaard dat zijn moeder in Marokko woont en zij woont op een traceerbaar adres. Voorts heeft eiser niet onderbouwd dat en waarom een eventuele andere vorm van opvang in Marokko voor hem niet toegankelijk is.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
1 2021/2747 (RSP).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
20 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.