Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die zich in een onrechtmatige situatie bevond. Eiser had op 26 januari 2021 Nederland verlaten zonder rechtmatig verblijf en was vervolgens opnieuw in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 17 mei 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Hij voerde aan dat zijn bewaring onterecht was, omdat hij zorg moest dragen voor zijn hoogzwangere vriendin en dat hij een vaste verblijfplaats had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangenafweging niet in het voordeel van eiser uitviel. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij de noodzakelijke zorg voor zijn vriendin kon bieden en dat zijn stelling over een vaste woonplaats niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, omdat er een concreet aanknopingspunt voor overdracht onder de Dublinverordening bestond en er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Wel werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068,-, omdat de rechtbank een gebrek in de ophouding had geconstateerd.