Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. B. Snoeij),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 3 augustus 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de maatregel onterecht was, omdat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld en dat er lichtere middelen beschikbaar waren dan inbewaringstelling.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2021, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had niet betwist dat de gronden voor de maatregel van bewaring gerechtvaardigd waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder vanaf de inbewaringstelling op 3 augustus 2021 verplicht was om voortvarend aan de uitzetting van eiser te werken, en dat er geen aanleiding was om te concluderen dat dit niet was gebeurd.
Eiser voerde aan dat hij zich aan zijn meldplicht had gehouden en dat de coronapandemie hem belemmerde om zelfstandig Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende had onderbouwd dat de coronamaatregelen zijn vertrek belemmerden en dat hij geen concrete stappen had ondernomen om zijn vertrek te regelen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.