Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
,mede namens haar minderjarige kind
[naam] ,en
[eiser], eiser, gezamenlijk te noemen: eisers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, een moeder en haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De Staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. De rechtbank heeft de zaak op 17 augustus 2021 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eisers niet in behandeling is genomen omdat Denemarken op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor hun asielverzoek. Eisers hebben aangevoerd dat zij bij overdracht naar Denemarken risico lopen op indirect refoulement naar Syrië, en dat er geen effectieve rechtsbescherming is in Denemarken. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond dat er sprake is van structurele gebreken in het Deense asiel- en opvangsysteem en dat de Deense overheid zich aan haar verdragsverplichtingen houdt. De rechtbank volgt de Staatssecretaris in zijn standpunt dat er geen aanleiding is om de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.