ECLI:NL:RBDHA:2021:16311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens onbetrouwbaarheid asielrelaas en tegenstrijdige informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, die problemen ondervond met het Ogboni-genootschap, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.

De eiser heeft verklaard dat hij bedreigd werd door leden van het genootschap na de dood van zijn vader en moeder. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig waren. De informatie die de eiser had verstrekt over de overlijdensdata van zijn ouders was tegenstrijdig met de gegevens in zijn huwelijksakte, waaruit bleek dat zijn ouders in 2015 als getuigen optraden. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, zoals een geboorteakte of andere documenten die zijn identiteit en de identiteit van zijn ouders konden bevestigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij recht had op asiel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een precedent voor soortgelijke asielzaken waarin de geloofwaardigheid van het asielrelaas centraal staat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12150
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.12151, op 13 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1984]. Hij heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. De vader van eiser was lid van het [genootschap] genootschap. Toen zijn vader overleed in 2008/2009, moest eiser diens rol binnen het genootschap overnemen. Eiser wilde dit niet en weigerde. Daarna is hij verschillende keren aangevallen en bedreigd, onder andere door leden van het [genootschap] genootschap. Toen de moeder van eiser overleed in 2012, namen deze problemen toe.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen [genootschap] genootschap.
3. Verweerder acht het element onder (1) geloofwaardig. Verweerder vindt het element onder (2) echter niet geloofwaardig. Eiser heeft namelijk verklaard dat zijn vader is overleden in 2008 of 2009 en dat zijn moeder is overleden in 2012. Eiser heeft echter ook
een kopie van zijn huwelijksakte van 31 oktober 2015 ingediend, waarop zijn vader, [vader 1], en zijn moeder, [moeder], vermeld staan als getuigen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft immers verklaard dat zijn problemen zijn ontstaan na het overlijden van zijn vader en dat de problemen zijn verergerd na het overlijden van zijn moeder. De verklaring van eiser dat zijn vader is overleden in 2008/2009 en zijn moeder in 2012, is echter tegenstrijdig met de informatie die blijkt uit de huwelijksakte. Daaruit blijkt juist dat zijn ouders tijdens zijn huwelijk in 2015 hebben opgetreden als getuigen.
6. Verweerder heeft eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat de namen op de huwelijksakte niet van zijn vader en moeder zijn, maar van een ver familielid en van een tante. Eiser heeft immers bij zijn aanmeldgehoor verklaard dat zijn vader en moeder [vader 2] en [moeder] zijn. Dit zijn dezelfde namen als die op de huwelijksakte staan vermeld. Eiser heeft onvoldoende overtuigend uitgelegd waarom hij nu stelt dat [vader 2] en [moeder] niet zijn ouders, maar andere personen uit zijn familie zijn.
7. Verweerder heeft eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat hij met een kopie van de overlijdensakte van ene [A] aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader is overleden en wat de juiste personalia van zijn vader waren. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de persoon op de overlijdensakte zijn vader is.
8. Verweerder heeft tot slot aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet met een geboorteakte aannemelijk heeft gemaakt wie zijn vader en moeder zijn. De rechtbank volgt eiser niet in zijn enkele stelling dat hij geen geboorteakte kan indienen, omdat hij deze nooit heeft gehad. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser in het verleden een paspoort heeft gehad en dat een geboorteakte noodzakelijk is voor de aanvraag van een paspoort. Verweerder heeft ook het standpunt ingenomen dat eiser naar school is geweest in Nigeria en dat een geboorteakte nodig is voor de inschrijving van een kind op school. Eiser heeft niet uitgelegd waarom dit standpunt van verweerder onjuist is.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
17 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.