ECLI:NL:RBDHA:2021:16306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12590
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Jamaicaanse vreemdeling met partner en kinderen in Nederland, beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Jamaicaanse vreemdeling. Eiser, die de Jamaicaanse nationaliteit heeft en in Nederland verblijft, heeft tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 26 juli 2021, hield in dat aan eiser de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich niet heeft onttrokken aan het toezicht en dat hij goede redenen heeft om niet terug te keren naar Jamaica, onder andere vanwege zijn relatie met een Nederlandse partner en zijn kinderen die in Nederland verblijven.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat de Staatssecretaris terecht heeft overwogen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, in onderlinge samenhang bezien, de maatregel kunnen dragen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de maatregel van bewaring niet noodzakelijk zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden geraadpleegd via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12590
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Guman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A.D. Kupelian, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Stamatiou. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Jamaicaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1976.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat de zware gronden niet aan hem tegengeworpen kunnen worden. Hij heeft zich allereerst niet onttrokken aan het toezicht. Verder klopt het dat hij zich niet aan het eerder opgelegde terugkeerbesluit heeft gehouden, maar eiser meent dat hij hiervoor een goede reden heeft. Hij heeft in Nederland namelijk kinderen bij een Nederlandse partner. Verder heeft hij een relatie met een transgender Jamaicaanse. Hij kan niet terug naar Jamaica. Hij kan verder ook geen asiel aanvragen en geen procedure voor een reguliere verblijfsvergunning opstarten in Nederland.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Ten aanzien van de zware grond onder 3b heeft verweerder in de maatregel van bewaring gemotiveerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken op 21 september 2020 en dat daaruit blijkt dat hij zich enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Verweerder heeft deze grond dan ook terecht aan eiser tegengeworpen. Verder heeft eiser in weerwil van het terugkeerbesluit van
14 december 2018 Nederland niet verlaten. Hij heeft in het gehoor voor de inbewaringstelling ook aangegeven dat hij niet naar Jamaica wil terugkeren. Eiser betwist de feitelijke juistheid van de zware gronden onder 3c en 3i derhalve niet. De door eiser aangevoerde omstandigheden verschonen hem niet van zijn verplichting om Nederland te verlaten. Verweerder heeft ook de zware gronden onder 3c en 3i daarom terecht aan eiser tegengeworpen. De rechtbank stelt verder vast dat eiser de lichte gronden niet heeft betwist.
5. De zware en lichte gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd kunnen, in onderlinge samenhang bezien, de maatregel van bewaring dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de maatregel van bewaring de belangen van eiser voldoende meegewogen en voldoende gemotiveerd waarom de bewaring noodzakelijk wordt geacht. Uit de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, vloeit voort dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die maken dat verweerder van de maatregel van bewaring heeft moeten afzien. Verweerder heeft daarom terecht zijn eigen belangen zwaarder laten wegen dan de belangen van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
16 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.