ECLI:NL:RBDHA:2021:16299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
9062010 / EJ VERZ 21-81684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake onregelmatigheidstoeslag en wijziging dagvenster in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 29 september 2021 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen Vandersterre Holland B.V. en een werknemer over de toekenning van een onregelmatigheidstoeslag. De werknemer had verzocht om een toeslag voor uren die buiten het dagvenster waren gewerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door de werknemer overgelegde routelijsten als dienstrooster kunnen worden aangemerkt, en dat Vandersterre gehouden is om een toeslag te betalen voor de buiten het dagvenster ingeroosterde uren. De werkgever betwistte echter dat de werknemer in opdracht van hen had gewerkt buiten het dagvenster. De kantonrechter heeft de werkgever in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat het dagvenster rechtsgeldig was gewijzigd in overeenstemming met de cao, en dat de werknemer niet inroosterd was door Vandersterre. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en bewijslevering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
PF
Zaaknr.: 9062010/ EJ VERZ 21-81684
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Vandersterre Holland B.V.,
gevestigd te Bodegraven-Reeuwijk,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.C.G. van Essen,
tegen
[verweerder, tevens verzoekende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. T.J. Roest Crollius.
Partijen worden aangeduid als “Vandersterre” en “ [verweerder, tevens verzoekende partij] ”.

1.Verdere procesverloopOp 18 mei 2021 heeft de kantonrechter in deze zaak een beschikking gegeven. De kantonrechter heeft aanleiding gezien om de zaak in die zin te splitsen dat hij bij beschikking van 18 mei 2021 de ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft uitgesproken, de transitievergoeding heeft toegekend en de billijke vergoeding heeft afgewezen en heeft de beslissing voor het overige, namelijk ten aanzien van de verzochte onregelmatigheids- en vakantietoeslag en de proceskosten, aangehouden.[verweerder, tevens verzoekende partij] heeft zich vervolgens bij akte uitgelaten over de nog resterende vordering in het tegenverzoek en Vandersterre heeft hierop bij akte gereageerd. [verweerder, tevens verzoekende partij] heeft daarop nog een antwoordakte ingediend.

2. Verdere beoordeling van het tegenverzoek tot betaling van een onregelmatigheids- en vakantietoeslag2.1 De kantonrechter herhaalt allereerst zijn overwegingen op deze punten zoals opgenomen in zijn beschikking van 18 mei 2021:
“4.7 De vordering ten aanzien van de onregelmatigheidstoeslag is gebaseerd op artikel 7 sub B van de cao. Daarin is bepaald dat de werkgever die de werknemer buiten het dagvenster inroostert een toeslag betaalt voor elk (gedeelte van een uur) dat buiten het dagvenster wordt gewerkt.4.8 Tussen partijen staat niet ter discussie dat [verweerder, tevens verzoekende partij] buiten het dagvenster heeft gewerkt gedurende de periode dat hij thans de toeslag vordert.Wel heeft Vandersterre betwist dat dit in haar opdracht heeft plaatsgevonden. Aan de chauffeurs werd veel vrijheid gegeven om hun werktijden zelf in te vullen en slechts in extreme gevallen werd corrigerend opgetreden. Er bestond en bestaat voor Vandersterre geen noodzaak om haar chauffeurs voor het dagvenster te laten beginnen. [verweerder, tevens verzoekende partij] zelf wilde vroeg beginnen. Van inroosteren door Vandersterre is geen sprake.4.9 [verweerder, tevens verzoekende partij] heeft gesteld dat hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd in opdracht van Vandersterre, althans overeenkomstig de aan hem opgegeven planning en routes. Om deze routes te kunnen uitvoeren diende hij vroeg met zijn diensten te beginnen.4.10 De kantonrechter stelt het volgende voorop.Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken.4.11 In dit geval is het de vraag of [verweerder, tevens verzoekende partij] door Vandersterre voor zijn werkzaamheden werd ‘ingeroosterd’ als bedoeld in artikel 7 sub B van de cao. Naar het oordeel van de kantonrechter dient dit artikel te worden gelezen in samenhang met artikel 7 sub A, waarin een definitie van ‘dienstrooster’ is opgenomen. Deze definitie luidt als volgt:“Je werkt volgens diensten in een dienstrooster door je werkgever vastgesteld. In dit dienstrooster staat jouw arbeidstijd. Je werkgever deelt het dienstrooster minimaal 28 dagen voor ingang van de eerste dienst aan jou mee. Je werkgever kan tot uiterlijk 7 dagen voor ingang van je dienst nog een wijziging op die dienst aanbrengen. Als je werkgever binnen 7 dagen wijzigt dan geldt artikel 7 B lid 2.”4.12 Partijen hebben feitelijk weinig gesteld over de vaststelling van de werktijden/het dienstrooster van [verweerder, tevens verzoekende partij] door Vandersterre. Ter zitting is desgevraagd meegedeeld dat de planner van Vandersterre de routes van de chauffeurs de dag van tevoren vaststelde. Daarbij werden ook (altijd?) tijdstippen genoemd waarop de chauffeurs bij (de eerste) klant moesten of konden lossen. De vraag is of deze planning als een dienstrooster kan worden aangemerkt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan daarover thans nog geen beslissing worden genomen en dienen partijen zich hierover eerst nader uit te laten.4.13 Vervolgens is het de vraag, indien de planning (onder omstandigheden) kan worden aangemerkt als een dienstrooster, hoeveel uren [verweerder, tevens verzoekende partij] alsdan buiten het dagvenster heeft gewerkt. Aan de hand van de door [verweerder, tevens verzoekende partij] overgelegde producties kan dit nog niet voldoende worden vastgesteld, mede gelet op de betwisting door Vandersterre. De kantonrechter zal [verweerder, tevens verzoekende partij] in de gelegenheid stellen om nadere stukken in het geding te brengen ter onderbouwing van de door hem verzochte onregelmatigheidstoeslag (per jaar). Vandersterre zal hierop mogen reageren.4.14 De kantonrechter merkt wel al het volgende op. Vandersterre heeft in eerste instantie gesteld dat de salarisverhoging van € 100,00 die aan [verweerder, tevens verzoekende partij] is toegekend in januari 2020 in de plaats kwam van de (eventuele) aanspraken op een onregelmatigheidstoeslag. [verweerder, tevens verzoekende partij] heeft dit vervolgens betwist. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder, tevens verzoekende partij] desgevraagd aangegeven dat de salarisverhoging wel samenhing met de door hem ingediende loonvordering. Vandersterre heeft op haar beurt vervolgens bevestigd dat de salarisverhoging niet geheel in de plaats komt van een eventuele vordering van [verweerder, tevens verzoekende partij] op een onregelmatigheidstoeslag, maar hier wel mee verrekend dient te worden. De kantonrechter onderschrijft dit laatste standpunt van Vandersterre, nu er een voldoende verband is tussen de salarisverhoging en de in januari 2019 lopende discussie tussen partijen rondom de onregelmatigheidstoeslag.”2.3 De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of de aan [verweerder, tevens verzoekende partij] verstrekte routelijsten zijn aan te merken als dienstrooster.
[verweerder, tevens verzoekende partij] heeft dat gesteld en Vandersterre heeft dit in haar antwoordakte niet langer betwist. Dat betekent dat Vandersterre gehouden is om [verweerder, tevens verzoekende partij] een toeslag te betalen voor de buiten het dagvenster ingeroosterde uren. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarbij niet relevant of dit inroosteren (aanvankelijk) heeft plaatsgevonden op verzoek van [verweerder, tevens verzoekende partij] of op verzoek van Vandersterre. Doorslaggevend is dat Vandersterre [verweerder, tevens verzoekende partij] (buiten het dagvenster) heeft ingeroosterd.
2.4 De volgende vraag die partijen verdeeld houdt is hoeveel uren [verweerder, tevens verzoekende partij] buiten het dagvenster heeft gewerkt. Daarbij speelt allereerst nog de vraag wat het dagvenster was.
2.5 Niet ter discussie staat dat de cao uitgaat van een dagvenster van 7.00 uur tot 18.00 uur. Wel staat ter discussie of het dagvenster (conform de cao) is verschoven.
Vandersterre stelt dat dit vanaf 1 november 2015 is geschied en dat het dagvenster vanaf die datum van 6.00 uur tot 17.00 uur was. Vandersterre heeft daarbij verwezen naar een door haar overgelegde e-mail van 26 oktober 2015 aan de werkgeversorganisatie Gemzu. Vandersterre heeft gesteld dat de werkzaamheden van [verweerder, tevens verzoekende partij] vielen onder de afdeling ‘Operations’ en heeft daarvoor verwezen naar een door haar overgelegd organogram.
[verweerder, tevens verzoekende partij] heeft betwist dat er voor zijn werkzaamheden een verschuiving gold van het dagvenster en gesteld dat deze verschuiving alleen gold voor de afdeling ‘Operations’ en niet voor de afdeling ‘Transport’. De afdeling ‘Transport’ was ook nevengeschikt aan de afdeling ‘Operations’ en dus daar geen onderdeel van. Het overgelegde organogram is gedateerd op 27 november 2018 en zegt dus niets over 2015. Met [verweerder, tevens verzoekende partij] en de andere chauffeurs is niets kortgesloten over een wijziging van het dagvenster.
2.6 De kantonrechter oordeelt over het dagvenster als volgt.
Bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2015 is de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Partikuliere Kaaspakhuisbedrijf algemeen verbindend verklaard.
Artikel 9 lid 6 van deze cao bepaalt:
‘Met inachtneming van de wettelijke regels en het vermelde in artikel 16 kan worden besloten het dagvenster voor het gehele bedrijf dan wel een of meer afdelingen binnen het bedrijf maximaal één uur naar voor of naar achter te verplaatsen. Dit onder de voorwaarde dat de roosters van de betreffende werknemers evenredig worden aangepast. Indien tot deze aanpassing van het dagvenster besloten wordt dient hiervan melding te worden gemaakt bij het secretariaat van Gemzu.’Artikel 16 van de cao bepaalt:
‘Wijziging Werktijdregeling. In gevallen van een voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een werktijdregeling waar een werkgever instemming van de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging behoeft conform de Wet op de Ondernemingsraden, zal, bij ondernemingen met meer dan dertig werknemers, bij het ontbreken van een Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging, tenminste één van de vakorganisaties in de gelegenheid worden gesteld om namens het personeel het instemmingsverzoek in behandeling te nemen.’Het is aan Vandersterre om te bewijzen dat zij met ingang van november 2015 het dagvenster voor de afdeling waarbinnen [verweerder, tevens verzoekende partij] werkzaam was met inachtneming van het bepaalde in de cao rechtsgeldig heeft gewijzigd, nu [verweerder, tevens verzoekende partij] dat heeft betwist. De kantonrechter is van oordeel dat thans onvoldoende uit de door Vandersterre overgelegde producties kan worden afgeleid dat dit is gebeurd, mede gelet op de hiervoor aangehaalde artikelen uit de cao.
De kantonrechter ziet aanleiding om Vandersterre alsnog in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van haar stelling, met name door het overleggen van relevante bescheiden.
Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.BeslissingDe kantonrechter:- laat Vandersterre toe tot bewijs van haar stelling dat met ingang van november 2015 het dagvenster voor de afdeling van [verweerder, tevens verzoekende partij] met inachtneming van de cao is verschoven;

-
verwijst deze zaak naar de terechtzitting van dit gerecht van 26 oktober 2021 teneinde Vandersterre in de gelegenheid te stellen zich bij akte hierover uit te laten en indien zij zulks (mede) wenst te doen door het voorbrengen van getuigen, opgave te doen van de namen en woonplaatsen van de getuigen alsmede de verhinderdata van haarzelf, van de wederpartij en van de getuigen in de periode november 2021 tot en met januari 2022;
- houdt elke verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. P.M. Frinking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2021.