ECLI:NL:RBDHA:2021:16293
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Younge, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.D.G. van IJzendoorn, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2021 behandeld via een beeldverbinding. Eiser voerde aan dat hij redenen had om aan te nemen dat Oostenrijk zijn asielaanvraag onterecht zou afwijzen, onder andere vanwege de steun van de Oostenrijkse regering aan het regime van Loekasjenko in Wit-Rusland. Eiser vreesde dat hij in Oostenrijk geen effectieve rechtsmiddelen zou hebben tegen een mogelijke afwijzing van zijn asielaanvraag.
De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen zou nakomen. Eiser slaagde er niet in om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zou gelden. De rechtbank oordeelde dat de enkele vrees van eiser voor uitzetting naar Wit-Rusland onvoldoende was om te concluderen dat Oostenrijk zijn asielaanvraag niet op een eerlijke manier zou behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.