ECLI:NL:RBDHA:2021:16292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
NL21.11192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep en afwijzing verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiseres en haar minderjarige dochter. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 9 juli 2021 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 14 juli 2021 werd de maatregel van bewaring opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de periode dat de maatregel van bewaring van kracht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring door eiseres niet zijn betwist. Eiseres voerde aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast en dat haar situatie, waaronder haar medische klachten na een keizersnede en de zorg voor haar minderjarige dochter, niet voldoende is meegewogen. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres en voldoende gemotiveerd heeft waarom de bewaring noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat er een significant risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken, en dat de medische klachten van eiseres niet leidden tot detentieongeschiktheid.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier T.R. Oosterhoff-Vos, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11192
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres 1] ,V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres mede namens haar minderjarige dochter:
[eiseres 2], V-nummer: [V-nummer 2] (gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 14 juli 2021 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door mr. [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1994. Haar dochter is geboren op [geboortedatum 2] 2019.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb hebben gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet heeft betwist.
5. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast en er ook geen blijk van heeft gegeven dat hij hieromtrent een afweging heeft gemaakt. Eiseres wijst in het bijzonder op het feit dat zij op [geboortedatum 2] 2019 een kind heeft gekregen, wat haar situatie drastisch heeft veranderd. Zij heeft bovendien medische klachten als gevolg van de bevalling door middel van een keizersnede. Het was dan ook disproportioneel om haar met haar minderjarige dochter in bewaring te stellen, aldus eiseres.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de maatregel van bewaring de belangen van eiseres voldoende meegewogen en voldoende gemotiveerd waarom de bewaring noodzakelijk wordt geacht. Uit de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, vloeit voort dat er een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Verder heeft verweerder in de maatregel van bewaring kenbaar meegewogen dat eiseres fysieke klachten heeft als gevolg van haar keizersnede. Verweerder heeft daarbij voldoende gemotiveerd dat dit eiseres niet detentieongeschikt maakt, terwijl eiseres niet met medische documenten heeft onderbouwd dat dit standpunt onjuist is. Verder heeft verweerder in de maatregel gemotiveerd dat in de Gesloten Gezinsvoorziening ook een medische dienst aanwezig is. Verweerder heeft daarom terecht zijn eigen belangen zwaarder laten wegen dan de belangen van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
12 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.