ECLI:NL:RBDHA:2021:16275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
NL21.8127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Tunesische eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser van Tunesische nationaliteit is en problemen heeft ondervonden met de familie van zijn vriendin in Tunesië. Echter, de rechtbank oordeelde dat Tunesië in het algemeen, en in het specifieke geval van de eiser, als een veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij van de Tunesische autoriteiten geen hulp of bescherming kan krijgen. De eiser had niet concreet bescherming gezocht bij de Tunesische autoriteiten en zijn argumenten dat dit bij voorbaat zinloos zou zijn, werden niet nader onderbouwd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgelegde vertrektermijn van 0 dagen en het inreisverbod van 2 jaar terecht waren. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen specifieke omstandigheden had aangevoerd die een langere vertrektermijn rechtvaardigden. Ook werd opgemerkt dat de eiser voldoende was ingelicht over het voorgenomen inreisverbod en dat hij de gelegenheid had om hierop te reageren, wat hij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8127
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. E. Stap),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. Post).

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.8128, plaatsgevonden op 9 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als (telefonische) tolk is verschenen S. Saaid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Hij heeft asiel gevraagd, omdat hij in Tunesië problemen heeft ondervonden met de familie van zijn vriendin [A] .
2. Verweerder gelooft dat eiser is wie hij stelt te zijn en ook dat eiser in Tunesië problemen heeft ondervonden met de familie van [A] . Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat Tunesië in het algemeen én in eisers specifieke geval als een veilig land van herkomst is aan te merken.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte stelt dat Tunesië in zijn specifieke geval geen veilig land van herkomst is.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Hiertoe heeft verweerder niet ten onrechte aangevoerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij van de Tunesische autoriteiten geen hulp of bescherming kan krijgen. Ter zitting heeft eiser zelfs verklaard dat hij zelf nooit bescherming heeft gezocht bij de (hogere) Tunesische autoriteiten. Zijn verklaring dat dit bij voorbaat zinloos is, omdat de familie van [A] machtig en invloedrijk is, heeft hij niet nader onderbouwd. Omdat eiser nooit concreet bescherming heeft gezocht, is niet gebleken dat de Tunesische autoriteiten hem die bescherming niet kunnen of willen bieden. De conclusie is dat verweerder eisers asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte een vertrektermijn van 0 dagen heeft gegeven en dat verweerder ten onrechte een inreisverbod van 2 jaar aan hem heeft opgelegd.
7. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden van eiser niet slagen. Omdat verweerder de aanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, mocht verweerder bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten1. Eiser heeft geen specifieke omstandigheden aangevoerd waarom verweerder een langere vertrektermijn had moeten hanteren.
8. Omdat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten, is verweerder gehouden geweest om eiser een inreisverbod op te leggen2. De omstandigheid dat eiser tijdens zijn gehoor niet expliciet is gewezen op de eventuele oplegging van een inreisverbod, de strafbaarstelling en de signalering in het NSIS, betekent niet dat het inreisverbod ten onrechte is opgelegd. Eiser is namelijk in het voornemen voldoende ingelicht over het voorgenomen inreisverbod. Hij heeft de gelegenheid gehad om hierop te reageren in de zienswijze. Van deze gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder de duur van het inreisverbod had moeten verkorten, omdat hij in Europa wil werken om zijn familie te kunnen onderhouden. Verweerder heeft in deze omstandigheid geen aanleiding hoeven zien om de duur van het inreisverbod te verkorten.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
1. Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2 Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. R.J.A. Schaaf E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.