ECLI:NL:RBDHA:2021:16273
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vreemdelingenrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.E. Lemmers, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel 'familie en gezin' bij haar referent [A]. De aanvraag was op 7 oktober 2020 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 4 maart 2021 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en om een voorlopige voorziening vroeg.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 2 juli 2021, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, T. Ngo. De IND was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.3313) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Beijl.