ECLI:NL:RBDHA:2021:16272
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 31 maart 2020 een aanvraag ingediend om een verblijfsvergunning te verkrijgen op basis van haar relatie met referent [A]. De IND heeft deze aanvraag op 7 oktober 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 4 maart 2021 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er ook een tolk en referent aanwezig geweest. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie met referent. De rechtbank heeft daarbij de eerdere afwijzing van een verblijfsvergunning voor eiseres in aanmerking genomen, waarbij de IND had geconcludeerd dat er sprake was van een schijnrelatie met een eerdere partner.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND terecht extra eisen mocht stellen aan het bewijs van de relatie, gezien de eerdere afwijzing. Eiseres heeft weliswaar foto’s en verklaringen van derden ingediend ter ondersteuning van haar claim, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een duurzame relatie. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat de IND terecht een inreisverbod van twee jaar heeft opgelegd aan eiseres, omdat zij niet aan de verplichting om Nederland te verlaten had voldaan.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.