ECLI:NL:RBDHA:2021:16270
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Angolese eiser op basis van inconsistenties in verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Angolese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die in Nederland was aangekomen met een visum van de Portugese autoriteiten, had verklaard dat hij in mei 2019 in Portugal was geweest en daar telefonisch was bedreigd door de Angolese veiligheidsdienst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en niet geloofwaardig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in een eerdere Dublin-procedure had verklaard dat hij niet in Portugal was geweest, wat in strijd was met zijn huidige asielverhaal. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de mededelingen van zijn zakenpartners in Portugal en dat hij pas vier maanden na de gestelde bedreigingen om asiel had gevraagd.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in mei 2019 in Portugal was geweest en dat hij daar bedreigd was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.