ECLI:NL:RBDHA:2021:16255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
NL21.206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanees; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, een Albanees, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van nul dagen en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op de zware gronden dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze was binnengekomen en dat hij zich gedurende enige tijd aan het toezicht had onttrokken. Daarnaast waren er lichte gronden, zoals het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats en onvoldoende middelen van bestaan.

Tijdens de zitting op 1 juni 2021 is eiser, ondanks bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser betwistte het terugkeerbesluit en het inreisverbod en voerde aan dat hij recht had op een vrije termijn van drie maanden in het Schengengebied en dat hij zich binnen drie dagen na zijn inreis had moeten melden bij de autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat eiser zich niet op de juiste wijze had gemeld en dat er geen objectieve gegevens waren die zijn inreis in Nederland konden bevestigen. Bovendien werd eiser aangetroffen in een trailer op het haventerrein van DFDS in Rotterdam, wat voldoende bewijs opleverde voor de veronderstelling dat hij illegaal naar Groot-Brittannië wilde reizen.

De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die aan het besluit ten grondslag lagen terecht waren en dat er een risico op onttrekking aan het vreemdelingentoezicht bestond. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en hoefde verweerder geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.206
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A. Dogan),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van nul dagen én een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het terugkeerbesluit en het inreisverbod gebaseerd op de zware gronden dat eiser Nederland niet op voorgeschreven wijze is binnengekomen en dat hij zich gedurende enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. Verder heeft verweerder als lichte gronden in het besluit opgenomen dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. Eiser is het niet eens met het terugkeerbesluit en inreisverbod. Hij heeft aangevoerd dat hij het recht heeft op een vrije termijn van drie maanden waarbinnen hij in het Schengengebied kan blijven. Eiser had daarnaast na zijn inreis in Nederland drie dagen de tijd om zich te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Verder heeft hij ontkend dat hij uitgebreide plannen heeft gehad om vanuit Nederland illegaal naar Groot-Brittannië te reizen, aldus eiser.
3. Eiser heeft zich bij binnenkomst in Nederland niet op de daartoe voorgeschreven wijze gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. Evenmin is uit objectieve gegevens, zoals een paspoort, gebleken wanneer eiser Nederland is ingereisd. De vrije termijn die hij als Albanees op grond van de Schengengrenscode zou kunnen hebben, is daarom niet ingegaan. Als gevolg daarvan is ook niet te bepalen vanaf wanneer de termijn van drie dagen om zich te melden bij de Nederlandse autoriteiten is ingegaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser is aangetroffen in een trailer op het afgesloten haventerrein van DFDS in Rotterdam. Op basis hiervan heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser heeft gepoogd om op illegale wijze uit te reizen naar Groot-Brittannië.
5. Uit 3 en 4 volgt dat verweerder de zware gronden terecht aan de besluiten ten grondslag heeft gelegd. Deze zware gronden zijn al voldoende om aan te nemen dat wat betreft eiser sprake is van een risico op onttrekking aan het vreemdelingentoezicht. Verweerder heeft dan ook terecht aan eiser een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van nul dagen opgelegd. Hieruit vloeit voort dat verweerder een inreisverbod heeft kunnen opleggen voor de duur van twee jaar.
6. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 23 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.