ECLI:NL:RBDHA:2021:16254
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende jongeman, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 december 2020 ongegrond was verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. Eiser heeft verklaard dat hij en zijn familie onder druk zijn gezet door de gebroeders [A], die betrokken zijn bij het security-bedrijf van zijn overleden vader. Eiser heeft doodsbedreigingen ontvangen en is Irak in 2018 ontvlucht.
De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser beoordeeld. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig werden geacht, heeft de rechtbank geoordeeld dat andere elementen van zijn verhaal niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaringen over de aandelen in het bedrijf van zijn vader, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Ook de verklaringen over de dreigbrief en de aangifte door zijn moeder werden door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat verweerder de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en griffier M.P.M. Veerman-Timmer. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.