ECLI:NL:RBDHA:2021:16236
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en veroordeling proceskosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door verzoeker. De aanvraag was eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 7 december 2020. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2021. Tijdens deze zitting was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. Na de zitting heeft de Staatssecretaris verzoeker aanvullend gehoord en op 30 april 2021 alsnog een verblijfsvergunning asiel verleend.
Aangezien de Staatssecretaris volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoeker, heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken. Vervolgens heeft verzoeker de rechtbank verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De Staatssecretaris heeft op 21 mei 2021 gereageerd en aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 1.068,-. De rechtbank heeft echter, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de Staatssecretaris te veroordelen in de werkelijke proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.