Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] ,
,eiseres,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse, en de minister van Buitenlandse Zaken over de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Eiseres had op 12 december 2019 een visum aangevraagd voor familiebezoek, maar haar aanvraag werd op 31 december 2019 afgewezen. De minister stelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voldeed en dat zij te weinig binding had met Marokko. In het bestreden besluit van 22 april 2020 verklaarde de minister het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond, waarbij hij ook verwees naar de coronamaatregelen die van toepassing waren op het moment van de beslissing.
Tijdens de zitting op 8 juli 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, voerde eiseres aan dat de minister haar niet had gehoord over de nieuwe afwijzingsgrond die in het bestreden besluit was gebruikt. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen, omdat uit de aanvraag en het bezwaarschrift voldoende duidelijk was dat eiseres niet onder de uitzonderingscategorieën viel die vrijstelling van het inreisverbod zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, gezien de geldende coronamaatregelen en het feit dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een visum.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing, conform artikel 84, onder b, van de Vw.