Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] ,
,eiseres
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken over de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. Eiseres had op 11 december 2019 een visum aangevraagd om haar echtgenoot te bezoeken, maar haar aanvraag werd op 30 december 2019 afgewezen. De minister stelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij het doel en de omstandigheden van haar verblijf kon onderbouwen, en dat zij te weinig sociale en economische binding met Marokko had. Dit leidde tot de conclusie dat niet kon worden vastgesteld of zij het grondgebied van de lidstaten zou verlaten voor het verstrijken van het visum.
Bij het bestreden besluit van 6 mei 2020 verklaarde de minister het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond, waarbij hij zich beriep op de coronamaatregelen die op dat moment golden. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de minister haar niet had gehoord over de nieuwe afwijzingsgrond die in bezwaar werd gebruikt. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen, omdat uit de aanvraag en het bezwaarschrift voldoende duidelijk was dat eiseres niet onder de uitzonderingscategorieën van het inreisverbod viel.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, gezien de geldende coronamaatregelen en het feit dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een visum. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.