Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 augustus 2021 in de zaak tussen
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Standpunt eiseres
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Chinese eiseres en de Minister van Buitenlandse Zaken. De eiseres had op 26 december 2019 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf, welke op 6 januari 2020 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 juni 2020 ongegrond verklaard, waarna de eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 juli 2021.
De afwijzing van de visumaanvraag was gebaseerd op de uitbraak van het coronavirus, waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken de eiseres als een bedreiging voor de volksgezondheid beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht had afgewezen, omdat COVID-19 als een epidemische ziekte wordt aangemerkt en de eiseres niet onder de uitzonderingen van het Europese inreisverbod viel. De rechtbank stelde vast dat de Minister niet onzorgvuldig had gehandeld door niet te wachten met het nemen van het besluit, gezien de onduidelijkheid over de situatie ten tijde van het bestreden besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep open tegen deze uitspraak.