ECLI:NL:RBDHA:2021:16223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
NL21.6626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen en tegenstrijdigheden met openbare bronnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de eiser over zijn asielrelaas ongeloofwaardig zijn, vooral vanwege tegenstrijdigheden met informatie uit openbare bronnen. De eiser had verklaard dat hij problemen ondervond met een genootschap in Nigeria, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen niet consistent waren en niet ondersteund door bewijs. De rechtbank heeft ook gekeken naar de verklaringen van de Nigeriaanse politie en rechtbank, maar concludeerde dat deze niet bijdroegen aan de geloofwaardigheid van de eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.6626
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. F. Lavell),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6627, plaatsgevonden op 18 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Emechete. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1993] . Hij heeft asiel gevraagd om de volgende redenen. Eiser zou op 6 november 2013 als metselaar aan het werk gaan in de [community] , maar deze Community werd aangevallen. Eiser heeft één van de daders, genaamd [A] , herkend. Eiser heeft een getuigenverklaring afgelegd bij de rechtbank en heeft aangifte gedaan tegen [A] bij de politie. Eiser heeft over de situatie gesproken met een vriend, die eiser wist te vertellen dat [A] lid was van het genootschap de [genootschap 1] . Vervolgens is eiser zelf aangevallen door leden van de [genootschap 1] . In de nacht van 6 op 7 november 2013 is zijn huis bestormd. Eiser is op 8 november 2013 bij de State Police geweest. Daar heeft hij een verklaring gekregen waarin staat dat hij bescherming zou krijgen. Vervolgens heeft eiser 2 à 3 weken verbleven bij een vriend. Toen eiser hier weer vertrok, is hij op straat aangevallen. Eiser is toen wederom naar de State Police gegaan. Deze heeft echter gezegd niks voor eiser te kunnen doen, omdat eiser de aanvallers niet kende. Eiser heeft geprobeerd om bescherming te zoeken bij de [genootschap 2]
, het genootschap waarvan hij zelf lid was. De leider van de [genootschap 2] heeft contact opgenomen met de leider van de [genootschap 1] over de aanval op eiser, maar dit leverde niks op. Vervolgens verklaarde de leider van de [genootschap 2] de oorlog aan de [genootschap 1] en er ontstonden gevechten. In verband hiermee was de politie op zoek naar eiser. De leider van de [genootschap 2] heeft eiser verteld dat ze hem niet konden beschermen. Eiser wilde daarop naar Ghana vluchten, maar werd ontvoerd en kwam via Niger in Libië terecht. Bij terugkeer naar Nigeria vreest eiser voor de leden van de [genootschap 1] , voor de politie en ook voor de leden van zijn eigen genootschap de [genootschap 2] .
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • lidmaatschap [genootschap 2] ;
  • ondervonden problemen.
4. Verweerder acht het element onder (1) geloofwaardig en de elementen onder (2) en (3) niet.
5. De rechtbank stelt voorop dat – anders dan uit het voornemen kan worden afgeleid – ter zitting is komen vast te staan dat de kern van eisers asielrelaas is dat hij problemen heeft ondervonden met de [genootschap 1] omdat hij [A] , een lid van de [genootschap 1] , heeft aangegeven bij de politie. De rechtbank zal hierna toetsen of verweerder de kern van eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft mogen vinden.
6. Eiser heeft verklaard dat de aanval op de [community] plaatsvond op 6 november 2013. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat deze verklaring tegenstrijdig is met informatie uit openbare bronnen. In het artikel in [bron] van 8 november 20131 staat namelijk dat de aanval op de [community] een week daarvóór heeft plaatsgevonden. Deze informatie wordt bevestigd in het artikel in [bron] van 31 oktober 20132. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat er twee aanvallen op de Community zijn geweest. Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd. Bovendien heeft verweerder terecht aangevoerd dat niet valt in te zien waarom de gestelde tweede aanval, die op 6 november 2013 zou hebben plaatsgevonden, niet wordt genoemd in het artikel in [bron] van 8 november 2013, maar dat hierin wel staat dat alles volgens de State Police weer normaal is en dat de leden van de Community kunnen terugkeren.
7. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser een verklaring van de rechtbank in Nigeria en een verklaring van de Nigeriaanse politie ingediend. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 14 april 2021 blijkt dat de verklaring van de politie zeer wel mogelijk niet echt is en dat de verklaring van de rechtbank mogelijk niet echt is. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat deze onderzoeksresultaten niet positief kunnen bijdragen aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen.
8. Eiser heeft verklaard dat hij één persoon, namelijk [A] , heeft herkend bij de aanval op de [community] en dat hij alleen tegen deze persoon aangifte heeft gedaan bij de politie. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht aan eiser heeft tegengeworpen dat deze verklaring tegenstrijdig is met de informatie die staat in de documenten die eiser zelf
1. [artikel] ’.
2 ‘10 die in communal clash in [plaats] ’.
heeft ingediend. In de verklaringen van de rechtbank en de politie en in de kopie van het krantenartikel dat eiser zelf heeft ingediend, staat namelijk dat eiser meerdere personen heeft herkend en aangegeven. Eiser heeft gesteld dat hij niet goed kan lezen en schrijven en dat hij de foutieve informatie in de documenten daardoor niet tijdig heeft opgemerkt.
Verweerder heeft deze stelling van eiser onvoldoende mogen vinden omdat dit geen bevredigende uitleg is voor de vraag hoe het kan dat de informatie in eerste instantie in de verschillende documenten terecht is gekomen.
9. In de politieverklaring staat dat de personen die eiser heeft herkend tijdens de aanval op de [community] zijn aangehouden en vervolgens zijn vrijgelaten vanwege de politieke invloed die zij hebben. De politieverklaring is van 8 november 2013 en eiser heeft verklaard dat hij toen de bescherming van de State Police heeft gekregen. Eiser heeft verder verklaard dat de State Police na de aanval op straat heeft gezegd dat ze niets voor eiser konden betekenen. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de State Police eiser plotseling niet meer zou kunnen beschermen, terwijl de gevangenen al op 8 november 2013 vrijgelaten zouden zijn. Mede gelet op eisers verklaring tijdens het nader gehoor dat hij de bescherming kreeg van de State Police, heeft verweerder eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat de bescherming van de State Police nooit echt van de grond is gekomen.
10. Eiser heeft verklaard dat hij niet weet waarom de oorlog tussen de [genootschap 2] en de [genootschap 1] is ontstaan, maar dat hij heeft gehoord dat het vanwege hem is. Eiser heeft verder verklaard dat de leiders van de genootschappen met elkaar gesproken hebben, dat dit niks opleverde en dat vervolgens gevechten zijn ontstaan. Eiser heeft ook verklaard dat er mogelijk iemand van de [genootschap 1] in de gevangenis zit en dat hij denkt dat er mensen zijn gearresteerd, maar dat weet hij niet zeker. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat bovengenoemde verklaringen over de ontstane oorlog tussen de twee genootschappen en eisers rol hierin vaag en summier zijn. Nu eiser heeft gesteld dat de oorlog vanwege hem is begonnen, heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij hier uitgebreider over zou kunnen verklaren.
11. Op basis van wat in de alinea’s 5 tot en met 9 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de verklaringen van eiser over de kern van zijn asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser in de gelegenheid te stellen om een contra-expertise uit te voeren met betrekking tot de verklaringen van de rechtbank en de politie. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat dit geen verschil zou maken. Immers, ook als wordt uitgegaan van de echtheid van deze verklaringen, klopt de inhoud hiervan nog niet met eisers eigen verklaringen en ook niet met de inhoud van de door verweerder genoemde krantenartikelen in [bron] van 31 oktober 2013 en 8 november 2013. Dit zou eisers asielrelaas dus nog steeds niet geloofwaardig maken.
12. Eiser heeft ter zitting benadrukt dat hij bij terugkeer naar Nigeria ook vreest voor de leden van zijn eigen genootschap de [genootschap 2] (omdat hij uit het genootschap is gestapt) en voor de politie (omdat die misschien zou weten dat hij lid is geweest van dit genootschap). De rechtbank oordeelt dat eiser deze stellingen niet nader heeft onderbouwd en dat de directe aanleiding voor zijn vlucht uit Nigeria anders is, namelijk de vrees voor de leden van de [genootschap 1] . De rechtbank laat de gestelde vrees voor de [genootschap 2] en de politie daarom verder buiten beschouwing.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
28 mei 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. J.G. Nicholson E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.