Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse asielzoeker. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Matadien, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 23 juni 2021 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou, en een tolk.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de vreemdelingenpolitie niet had aangeklopt voordat zij zijn kamer binnentraden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet noodzakelijk was gezien de last tot binnentreden. Daarnaast betwistte eiser de grondslag voor zijn staandehouding, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende redenen waren om hem staande te houden op basis van artikel 50a van de Vreemdelingenwet. Eiser had geen geldige inreisdocumenten en werkte niet mee aan zijn overdracht naar Italië, wat de rechtbank als voldoende gronden voor de bewaring beschouwde.
De rechtbank verwierp ook het verzoek van eiser om een lichter middel, zoals een meldplicht, en oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende waren om de maatregel van bewaring te heroverwegen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 juli 2021 en het proces-verbaal werd bekendgemaakt op 9 juli 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.